wien hij van plichtverzuim
beschuldigde. De Sheik kwam in hooger beroep bij den keizer; maar deze
gaf een antwoord, waar niemand wijs uit kon worden. De oude man heeft
zich dat sterk aangetrokken en wacht slechts op een gelegenheid om zich
te wreken.
--Hij kan toch niets doen, Malluch.
--Dat is te zeggen.... Maar zie, de gastvrijheid begint reeds. De
kinderen spreken u aan.
De kameelen bleven stilstaan en Ben-Hur zag, dat eenige kleine meisjes
hem mandjes met dadels aanboden. Hij nam ze met vriendelijken dank.
Toen zij weer verder reden zeide Malluch: Ik ben zeer bevriend met den
koopman Simonides, en zoo heb ik ook kennis gemaakt met zijne vrienden,
waaronder Sheik Ilderim een eerste plaats bekleedt. Ik heb hem meermalen
ontmoet. Een paar weken geleden bracht hij Simonides een bezoek. Ik was
in de kamer, en daar hij zeer opgewonden scheen, wilde ik mij verwijderen;
maar hijzelf verbood het, zeggende: Gij zijt een Israeliet, blijf dus
hier en luister, want ik heb een vreemde geschiedenis te verhalen.--Vele
jaren geleden kwamen drie reizigers bij hem, een Hindoe, een Griek en
een Egyptenaar. Zij reden op kameelen, de mooiste die hij ooit gezien
had, en alle drie wit. Zij bleven die nacht bij hem. Den volgenden
morgen vertelden zij hem wie zij waren en vanwaar zij kwamen. Alle drie
hadden zij eene ster gezien en eene stem gehoord, die hun beval naar
Jeruzalem te gaan, en te vragen naar den jonggeboren Koning der Joden.
Zij gingen, en de ster geleidde hen van Jeruzalem naar Bethlehem, waar
zij in een spelonk het pasgeboren kind vonden, dat zij aanbaden en
geschenken gaven. Zij gingen niet naar Herodes terug, het was Herodes de
Groote, overtuigd dat die hen dooden zou, maar kwamen bij Sheik Ilderim,
die hen in zijne tenten verborg, totdat zij de terugreis durfden
aanvaarden.
--Dat is zeker een vreemde geschiedenis, zeide Ben-Hur. Maar waar zegt
gij dat zij te Jeruzalem naar vragen moesten?
--Zij moesten vragen: Waar is de geboren Koning der Joden?
--Was dat alles?
--Er was nog wat bij; maar dat herinner ik mij niet meer.
--En vonden zij het kind?
--Ja, en aanbaden het.
--'t Is vreemd, Malluch.
--Ilderim is een ernstig man, al is hij ook, evenals alle Arabieren,
licht ontvlambaar. Een leugen uit zijn mond is ondenkbaar.
--Heeft Ilderim nooit meer van die drie mannen gehoord?
--Wel, dat was het juist wat hij Simonides kwam vertellen bij dat
laatste bezoek. Den vorigen avond was de Egyptenaar o
|