FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197  
198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   >>   >|  
en-Hur Ilderims tent binnen. Hij had een bad genomen in het meer, vervolgens ontbeten, en verscheen nu in een korte Romeinsche tunica zonder mouwen. De Sheik groette hem van den divan. --Vrede zij u, zoon van Arrius, zeide hij, terwijl zijn oog met bewondering op den jongeling rustte, die in het volle bewustzijn van kracht en macht voor hem stond. De paarden zijn gereed. Ik ben gereed. En gij? --Den vrede, dien gij mij toewenscht, bid ik u wederkeerig toe, goede Sheik. Ik dank u voor zooveel welwillendheid. Ik ben gereed. Ilderim klapte in zijn handen. --Ik zal de paarden hier laten komen. Zet u neder. --Zijn zij reeds opgetuigd? --Neen. --Vergun mij dan, Sheik, dat ik het zelf doe. Het is noodig, dat ik kennis maak met uwe Arabieren. Ik moet ze bij name kennen, zoodat ik tegen ieder in 't bijzonder spreken kan. Ook moet ik hun aard leeren kennen, daar het met hen is als met de menschen: zijn zij overmoedig, niets beter dan een bestraffing; zijn zij schuchter, niets beter dan lof en aanmoediging. Laat de dienaren mij het tuig brengen. --En den wagen? vraagde de Sheik. --Vandaag niet. Geef mij liever een vijfde paard. Het moet even vlug zijn als de andere. Ilderim keek hem verwonderd aan; maar zonder opheldering te vragen riep hij een der slaven. --Laat hen het tuig voor de vier brengen, en den teugel voor Sirius, beval hij. Toen stond de Sheik op en zeide tot Ben-Hur: Sirius is mijn lieveling en ik ben de zijne, zoon van Arrius. Sedert twintig jaren zijn wij kameraden --in de tent, in den strijd, op alle pleisterplaatsen der woestijn. Ik zal hem u laten zien. Hij ging naar het gordijn, schoof het weg, en liet Ben-Hur binnentreden. De paarden kwamen gezamelijk tot hem. Een van hen, met een kleinen kop, levendige oogen, sierlijk gewelfden nek, breede borst, manen als vrouwenlokken zoo zacht en golvend, hinnikte vroolijk, zoodra hij Ilderim zag. --Goed dier, zeide de Sheik, den donkerbruinen kop streelend. Goed dier, goeden morgen!--en zich daarop tot Ben-Hur keerende, voegde hij er bij: Dat is Sirius, de vader van de vier anderen. Mira, de moeder, wacht op onze terugkomst, daar zij te kostbaar is om aan de gevaren der reis te worden blootgesteld. Daarenboven betwijfel ik zeer, zoon van Arrius, of de stam hare afwezigheid zou kunnen verdragen. Zij is hun trots. Zij vereeren haar. Indien zij over hunne lichamen wilde galoppeeren zouden zij lachen. Tienduizend ruiters, zonen der woestijn,
PREV.   NEXT  
|<   173   174   175   176   177   178   179   180   181   182   183   184   185   186   187   188   189   190   191   192   193   194   195   196   197  
198   199   200   201   202   203   204   205   206   207   208   209   210   211   212   213   214   215   216   217   218   219   220   221   222   >>   >|  



Top keywords:
gereed
 

Arrius

 

Sirius

 

Ilderim

 

paarden

 

kennen

 

zonder

 

woestijn

 

brengen

 
gordijn

lieveling

 

Sedert

 

breede

 

gewelfden

 

sierlijk

 

vrouwenlokken

 

schoof

 
levendige
 
gezamelijk
 
pleisterplaatsen

kwamen

 

strijd

 

twintig

 

kleinen

 

kameraden

 

binnentreden

 

voegde

 

afwezigheid

 
kunnen
 

verdragen


Daarenboven
 
blootgesteld
 

betwijfel

 
vereeren
 
lachen
 
zouden
 

Tienduizend

 

ruiters

 
galoppeeren
 
Indien

lichamen
 

worden

 

morgen

 
goeden
 
daarop
 

keerende

 

streelend

 

donkerbruinen

 

hinnikte

 

golvend