naar den circus gaan.
--Aha! zeide hij op gerekten toon, en staarde op de rivier, waar de
schaduwen steeds donkerder werden, sedert de maan achter den Sulpius
gezonken was en de verlichting der stad overgelaten had aan het
twijfelachtig schijnsel der sterren. Zullen wij het zeggen, lezer?
Simonides was ijverzuchtig. Zou zij liefde hebben opgevat voor den
jongen meester? Neen, o neen, dat kon niet. Zij was nog te jong. Maar de
gedachte liet hem niet los, die mogelijkheid maakte hem koud en stil.
Zij was zestien jaar. Hij wist het heel goed. Op haar laatsten
verjaardag had zij hem begeleid naar de scheepstimmerwerf, waar een
nieuwe galei van stapel zou loopen, en op de gele vlag, die zoo lustig
in den wind wapperde, stond de naam Esther. Zoo hadden zij dien dag
samen gevierd. Zestien jaar, hij wist het heel goed, en toch trof het
hem als iets nieuws. Er zijn van die dingen, die ons, als wij ze goed
nadenken, pijnlijk aandoen, bij voorbeeld dat wij oud worden, dat wij
sterven moeten. Zulk een onbestemde pijnlijke gewaarwording maakte zich
thans van hem meester en ontlokte hem een diepen zucht. Alsof het niet
genoeg was, dat zij een lijfeigene werd, zou zij ook haren meester
gevoelens toedragen, wier innigheid en teederheid hij zoo goed kende,
omdat zij tot heden onverdeeld aan hem waren gewijd. De demon, wiens
taak het is ons met vrees en bittere gedachten te martelen, doet zelden
zijn werk ten halve. Door de smart van 't oogenblik vergat de moedige
grijsaard zijne plannen voor de toekomst en den wondervollen koning, die
er het middelpunt van was. Met een geweldigen krachtinspanning, wist hij
zich echter te bedwingen en vraagde kalm: Niet naar den circus laten
gaan, waarom niet, kind?
--Het is geen plaats voor een zoon van Israel, vader.
--Rabbijnsche opvattingen, Esther! Is dat alles?
Zijn toon was onderzoekend en drong door tot haar hart, dat luid begon
te kloppen, zoo luid, dat zij niet dadelijk kon antwoorden.
--De jonkman zal het vermogen hebben, zeide Simonides vriendelijk, hij
zal de schepen hebben en het geld, alles, Esther, alles. In weerwil
daarvan voelde ik mij net arm; want ik behield u en uwe liefde, die mij
zoo mijne gestorven Rachel herinnert. Zeg mij, zal hij die ook hebben?
Zij boog zich neder en leunde met het hoofd tegen hem aan.
--Spreek, Esther, ik zal sterker zijn, als ik het weet. Onzekerheid
maakt zwak.
Zij richtte zich op en sprak op vasten toon: Wees getroost, lieve vader,
ik zal
|