richtte zich op in zijn volle lengte. Een galeislaaf, herhaalde
hij op peinzenden toon.
Op dit oogenblik brachten eenige slaven groote kannen wijn, schalen met
vruchten en confituren, en weer anderen bekers van allerlei model, het
grootste gedeelte van zilver. Dat gezicht bracht Messala weer op dreef.
Hij sprong op een stoel. Mannen van den Tiber, riep hij met luide stem,
laat ons het wachten op onzen veldheer veranderen in een feest ter eere
van Bacchus. Wien kiest gij tot voorzitter?
Drusus stond op. Wien anders dan den gastheer zelf? vraagde hij.
Spreekt, Romeinen.
Een luid gejuich was het antwoord.
Messala nam den krans van zijn hoofd, reikte hem aan Drusus over, die op
de tafel sprong, en hem ten aanschouwe van allen weer plechtig op het
hoofd van Messala zette, waardoor hij hem tot voorzitter kroonde.
--Te gelijk met mij, zeide hij, zijn eenige vrienden in de kamer
gekomen, die juist van tafel waren opgestaan. Breng volgens oud gebruik
dengene hier, die het meest door den wijn bevangen is.
Eenige stemmen antwoordden: Hier is hij! Hier!
En van den grond, waar hij neergezegen was, werd een knaap opgebeurd,
zoo schoon van gelaat, dat hij voor den wijngod zelven kon doorgaan,
maar de kroon zou hem van 't hoofd zijn gevallen, en de staf uit zijne
hand.
--Zet hem op de tafel, beval de voorzitter.
Men gehoorzaamde, maar de knaap zakte ineen.
--Ondersteun hem, Drusus!
Drusus nam de slaper in zijn armen en hield hem overeind.
Nu sprak Messala onder diep stilzwijgen tot den bezwijmde: O Bacchus,
grootste der goden, wees ons hedennacht goedgunstig. In mijnen naam en
in dien mijner metgezellen beloof ik dezen krans aan uw altaar in het
Park van Daphne.
Hij maakte een diepe buiging, zette den krans weer op, ontblootte de
dobbelsteenen, bekeek ze, en zeide lachend: Ziehier Drusus, bij den ezel
van Silenus, de denarie is voor mij!
Een oorverdoovend gejubel deed de zaal op hare grondvesten daveren, ...
het drinkgelag nam een aanvang.
Noot: [2] Dun houten blaadje, met was bestreken, waar men met een stift
op schreef.
* * * * *
DERTIENDE HOOFDSTUK.
IN DE TENT.
Sheik Ilderim was een te gewichtig man om met een klein gevolg te
reizen. Hij had, als de aanzienlijkste en oudste onder de vorsten der
woestijn, den naam van zijnen stam weten op te houden. In de steden gold
hij voor een der rijkste grondbezitters, en daar hij werkelijk zeer rijk
was in geld
|