, zoowel als in slaven, kameelen, paarden en groot en klein
vee, voerde hij gaarne een hoogen staat, die hem niet alleen in aanzien
deed stijgen bij vreemden, maar zijne ijdelheid streelde en hem allerlei
gemakken aanbracht.
Al spraken wij van zijne tent in het Palmbosch, in werkelijkheid had hij
er een _dowar_, dat wil zeggen, hij had drie groote tenten: eene voor
zich, eene voor bezoekers, eene voor zijne meestgeliefde vrouw en hare
bedienden; en zeven kleinere voor zijne slaven en zijne lijfwacht,
sterke dappere mannen, goed vertrouwd met boog, speer en paarden.
Hoewel hij in het Palmbosch natuurlijk veilig was, had hij, daar men
wijs doet met zich aan de gewone orde te houden, de door de tenten
begrensde ruimte voor zijne koeien, kameelen en geiten bestemd, en voor
zulke bezittingen, die een leeuw of een dief in verzoeking konden
brengen.
Overal en ten allen tijde volgde Ilderim de gebruiken van zijn volk tot
in de kleinste bijzonderheden; dientengevolge was zijn leven in het
Palmbosch eene voortzetting van zijn leven in de woestijn, een echt
aartsvaderlijk leven--het herdersleven van het oude Israel.
Op den morgen zijner aankomst in het Palmbosch had Ilderim de karavaan
doen stilhouden en een speer in den grond gestoken, zeggende: Hier, sla
hier mijne tent op. De opening naar het Zuiden, het meer voor ons, en
deze kinderen der woestijn tot een beschutting boven ons hoofd, als wij
bij zonsondergang de avondkoelte willen genieten.
Bij deze laatste woorden ging hij naar drie zware palmboomen en klopte
tegen hun bast, zooals hij zijne paarden op den nek geklopt zou hebben.
Wie anders dan de Sheik had het recht om der karavaan: halt toe te
roepen, of van de tent te bevelen: hier worde zij opgeslagen?--De speer
werd uit den grond gerukt, en in de gemaakte opening de eerste paal voor
de tent geplant, het middenschot voor de groote voordeur. Vervolgens
werden acht andere palen ingeslagen, in het geheel drie rijen palen,
telkens drie op een rij. Toen werden de vrouwen en kinderen geroepen, om
het tentedoek te ontpakken. Niemand anders dan de vrouwen mochten dat
doen, want waren zij het niet, die de bruine geiten der kudden
geschoren, het haar tot een draad gesponnen, dien draad tot doek
geweven, en de doeken aaneengenaaid hadden, om tot een dak te dienen,
donkerbruin, in werkelijkheid maar op een afstand zwart als de tenten
van Kedar? Hoe vroolijk spande ten besluite het gezamenlijk
dienstpersoneel van den Sheik
|