n achterhaald, bij een
vervolging altijd slaagden. Vergeet echter niet, dat was in de woestijn
en onder 't zadel;... hoe het komt weet ik niet, maar mijn hart klopt
onrustig om hunnentwil. Zij zijn voor het eerst in 't gareel geweest en
wat is niet noodig om den prijs te behalen! Eerzucht, snelheid,
volharding bezitten zij. Vind ik iemand voor hen, dien zij als meester
kunnen erkennen, dan zullen zij den prijs behalen. Zoon van Israel, als
gij die man zijt, dan zweer ik u, dat gij den dag, die u hier bracht,
gelukkig zult noemen. Spreek nu voor uzelven.
--Nu begrijp ik, zeide Ben-Hur, waarom een Arabier na zijne kinderen
zijne paarden het liefst heeft, en ik begrijp ook waarom de Arabische
paarden van alle de beste zijn; maar, goede Sheik, ik wil niet dat gij
mij alleen naar mijne woorden beoordeelt, want gij weet het: beloften
van menschen kunnen falen. Stel mij morgen op de proef en laat mij uw
vierspan probeeren.
Ilderims gelaat straalde van genoegen. Hij wilde spreken, maar Ben-Hur
vervolgde: Nog een woordje, goede Sheik. Laat ik u dit mogen zeggen: In
Rome heb ik veel geleerd, waarvan ik niet dacht dat het mij ooit te pas
zou komen. Geloof mij, al zijn deze uwe zonen der woestijn ieder
afzonderlijk als de wind zoo vlug, zij zullen het onderspit delven, zoo
zij niet geleerd hebben gezamelijk in het gareel te loopen; want bedenk
dit, Sheik, van ieder viertal is een de vlugste en een de langzaamste.
Zoo was het vandaag. De menner kon den vlugste der vier niet krijgen tot
een verstandig samenwerken met den traagsten. Mijn proefneming zal
misschien niet beter uitvallen; maar in dat geval zal ik het u zeggen.
Kan ik er hen echter toe krijgen zich naar mijn wil te voegen, zoodat de
vier als een loopen, dan zijn de sestertien en de lauwerkrans voor u, de
wraak voor mij. Wat dunkt u?
Ilderim had aandachtig geluisterd. Glimlachend zeide hij: Ik denk beter
van u, zoon van Israel. Wij hebben een spreekwoord: als gij het eten met
woorden kookt beloof ik u een oceaan van boter.--Morgen zult gij de
paarden hebben.
Op dat oogenblik was er beweging aan de achterdeur der tent. Ons
avondeten, zeide de Sheik, en mijn vriend Balthasar, met wien gij kennis
zult maken. Hij heeft eene geschiedenis te vertellen, die voor een
Israeliet allerbelangrijkst is.
Tot de knechts zeide hij: Neemt de kist weg, en brengt de paarden naar
hun vertrek.
En zoo geschiedde het.
* * * * *
VEERTIENDE HOOF
|