meester te
wachten hebben.
--Vrede zij u, meester Simonides, zeide Malluch diep buigend, en ook u,
voortreffelijkste der dochters.
Simonides beantwoordde den groet en vraagde toen: Wat hebt gij mij van
den jongen man te vertellen?
Eenvoudig en zakelijk gaf Malluch een verslag hoe hij den dag had
doorgebracht. Simonides luisterde aandachtig en liet hem ongestoord
vertellen.
--Dank, hartelijk dank, Malluch, gij hebt uitstekend gehouden, zeide
hij, toen het verhaal uit was. Niemand zou het kunnen verbeteren. En tot
welk volk meent gij dat hij behoort?
--Tot het volk van Israel, meester, tot den stam van Juda.
--Weet gij het zeker?
--Zeer zeker.
--Hij schijnt u niet veel van zijn leven verteld te hebben.
--Hij heeft geleerd voorzichtig te zijn. Eerst na zijn optreden bij de
Castaliabron werd hij vertrouwelijk.
--Een vervloekte plaats, die bron. Waarom ging hij er heen?
--Ik zou zeggen uit nieuwsgierigheid; maar toen hij er was, toonde hij
niet de minste belangstelling. Goede meester, de jonge man heeft een
verborgen kommer, en hij ging naar het Park, denk ik, zooals wij naar
het graf gaan met onze dooden--hij ging zijn kommer begraven.
--Niet onmogelijk, Malluch; maar de vloek van dezen tijd is
verspilzucht ... hebt gij daar iets van gemerkt? Pronkte hij met geld?
Met Romeinsche of Joodsche munten?
--Neen, meester.
--Maar Malluch, op de plaats die zooveel gelegenheid tot dwaasheid
geeft,... ik bedoel waar zooveel te eten en te drinken is, heeft hij u
zeker wel een en ander aangeboden?
--Hij heeft niet gegeten of gedronken, voordat wij in Ilderims tent
waren.
--Kondt gij uit wat hij zeide of deed opmaken wat zijn geheime drijfveer
is?
--Hoe bedoelt gij dat? vraagde Malluch.
--Wel, gij weet dat wij voor ons spreken en handelen, vooral bij
gewichtige aangelegenheden, een beweegreden hebben. Wat hebt gij te dien
opzichte bij hem opgemerkt?
--Daarop, meester Simonides, kan ik met zekerheid antwoorden. Hij wil
zijne moeder en zuster opsporen, dat allereerst. Dan heeft hij een wrok
tegen Rome, en daar die Messala van wien ik u vertelde iets met het hem
aangedane onrecht te maken heeft, wil hij niet rusten voordat hij hem
vernederd heeft. De ontmoeting bij de bron bood hem de gelegenheid, maar
hij liet die voorbijgaan, omdat ze hem niet publiek genoeg was.
--Die Messala heeft veel invloed, zeide Simonides.
--Ja, maar de volgende ontmoeting zal in den circus plaats vinden.
--Zoo .
|