FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154  
155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   >>   >|  
, keek Ben-Hur in het voorbijgaand achteloos aan en zeide toen tot de twee vreemdelingen: Vergeeft het mij, bid ik u. Ik ben Messala, en bij onze moeder aarde zweer ik u, dat ik u en den kameel niet zag. Wat deze goede lieden betreft, ik rekende misschien te veel op mijne behendigheid, ik wilde mij ten hunnen koste vermaken, en zie, het lachen is aan hen. Moge het hun goed bekomen! De onverschillige blik en handbeweging, die deze woorden vergezelden, pasten er uitstekend bij. Om te hooren wat hij nog verder mocht te zeggen hebben, hielden de lieden zich bedaard. Messala gaf zijn metgezel een wenk om den wagen te verwijderen en wendde zich vervolgens vrijmoedig tot het meisje. --Gij zijt waarschijnlijk verwant aan den eerwaardigen grijsaard, wiens vergiffenis, zoo zij mij nu nog onthouden wordt, ik later met te grooter ijver zal trachten te verwerven; zijne dochter misschien? Zij gaf geen antwoord. --Bij Pallas, gij zijt schoon! Wees voorzichtig, opdat Apollo u niet voor zijn verloren liefje houde! Ik zou gaarne willen weten welk land zich beroemen mag uw vaderland te zijn? Neen! wend u niet af! Vergeef het mij! De zon van Indie straalt mij toe uit uwe oogen; Egypte heeft op uwe lippen zijn zegel gedrukt. Keer u niet af, schoone jonkvrouw, voordat gij mij genade geschonken hebt. Zeg mij ten minste, dat gij mij vergiffenis schenkt. Zonder Messala verder een blik te gunnen, wenkte zij Ben-Hur tot zich en vraagde met een vriendelijk lachje: Zoudt gij zoo goed willen zijn om dezen beker met water te vullen? Mijn vader heeft dorst. --Uw gehoorzaame dienaar, antwoordde Ben-Hur. --O vreemdelinge, gij zijt even wreed als schoon, zeide Messala, haar met de hand toewuivende. Als Apollo u niet weghaalt, zult gij mij weerzien. Daar ik uw vaderland niet ken, kan ik u niet aan de gunst zijner goden aanbevelen, daarom beveel ik u aan de gunst van--mijzelven aan! Dit gezegd hebbende ging hij naar den wagen terug, die hem stond te wachten. Het meisje zag hem na, en wat ook in haar oog te lezen heeft mogen staan, geen misnoegen. Ben-Hur bracht haar den beker en nadat de grijsaard gedronken had, bracht zij dien zelve aan haar lippen en bood hem daarna met onnavolgbare gratie Ben-Hur aan. Behoud hem, bidden wij u, zeide zij. Hij is vol zegenwenschen, alle voor u! Nu deed de Ethiopier den kameel opstaan; maar op het punt van vertrekken riep de grijsaard Ben-Hur toe: Wacht even! Ik moet u spreken. Ben-Hur trad nader.
PREV.   NEXT  
|<   130   131   132   133   134   135   136   137   138   139   140   141   142   143   144   145   146   147   148   149   150   151   152   153   154  
155   156   157   158   159   160   161   162   163   164   165   166   167   168   169   170   171   172   173   174   175   176   177   178   179   >>   >|  



Top keywords:
Messala
 

grijsaard

 

meisje

 
verder
 

lippen

 

bracht

 

vaderland

 

schoon

 
Apollo
 
willen

vergiffenis

 

kameel

 

lieden

 

misschien

 

toewuivende

 

aanbevelen

 

achteloos

 

weghaalt

 

daarom

 
voorbijgaand

weerzien
 

zijner

 
antwoordde
 

wenkte

 

gunnen

 

vraagde

 

vriendelijk

 
lachje
 
Zonder
 

schenkt


geschonken
 

minste

 

gehoorzaame

 

dienaar

 

beveel

 

vullen

 

vreemdelinge

 

hebbende

 

zegenwenschen

 

onnavolgbare


gratie

 

Behoud

 

bidden

 
Ethiopier
 

spreken

 

opstaan

 

vertrekken

 

daarna

 

wachten

 

gezegd