e in staat wezen?
--Wat gij mij vraagt, mijn kind, is eigenlijk niet door eene vrouw te
beantwoorden. Geef mij tijd tot morgen, dan zal ik den wijzen Simeon--
--Neen, moeder, zend mij niet naar hem.
--Wees gerust. Ik zal hem vragen bij ons te komen.
--Neen, moeder, want ik heb iets anders noodig dan een onderwijzing.
Hij kan mij niet geven waar ik behoefte aan heb, dat kunt u echter wel.
Ik moet een besluit kunnen nemen, en daaraan kunt u alleen mij helpen.
Zij zag smeekend op naar den hemel, alsof zij om wijsheid bad, en zeide:
Als wij voor onszelven recht begeeren gaat het niet aan onbillijk te
zijn jegens anderen. Door af te dingen op den moed van eenen overwonnen
vijand verkleinen wij onze eigene overwinning, en als de vijand sterk
genoeg is om ons den terugtocht af te snijden en tot onderwerping te
brengen, dan eischt de achting voor onszelven, dat wij naar een andere
oorzaak van ons ongeluk zoeken, liever dan zijne verdienste te
verdonkeren. Schep moed, mijn zoon. Messala stamt, zooals gij weet, uit
een oud aanzienlijk geslacht. Reeds ten tijde der Romeinsche republiek,
en hoe lang is dat al niet geleden, was het beroemd, en waren niet
weinigen in aanzienlijke betrekkingen geplaatst. Ik herinner mij slechts
een consul van dien naam; maar zij hadden allen den rang van Senatoren,
en hun patronaat was zeer gezocht, omdat zij altijd rijk zijn geweest.
Als uw vriend vandaag gepocht had op zijne voorvaderen, dan had gij hem
echter, door op uw voorgeslacht te wijzen, beschaamd kunnen doen staan.
Had hij u, om zijne meerderheid te toonen, op de daden, den rang, den
rijkdom van zijne familie gewezen, hoewel dergelijke zinspelingen,
behalve wanneer het volstrekt noodig is, van kleingeestigheid getuigen,
dan hadt gij u ook daarin punt voor punt onbevreesd met hem kunnen
meten.
Hier zweeg zij en dacht een oogenblik na. Toen vervolgde zij: Waarnaar
wordt de adeldom van een geslacht of familie berekend? Naar den duur van
hun bestaan, zou ik denken. Welnu, in dat opzicht moet een Romein
tegenover een Israeliet steeds het onderspit delven. Hij kan niet verder
terugrekenen, dan tot aan de stichting van Rome. Messala ook niet. Maar
wij? Hoe staat het met ons?
Als er wat meer licht geweest was had Juda kunnen zien hoe de oogen
zijner moeder fonkelden. Stel voor een oogenblik, hernam zij, dat de
Romein ons den handschoen toewierp, ik zou hem vastberaden te gemoet
treden. Hare stem trilde, een liefelijke herinnering br
|