Farizeen, Sadduceen en
Esseen. De zaal, waar de vergadering plaats had, was zeer ruim, en
volgens Romeinsche gewoonte ingericht. De vloer bestond uit marmerblokken
van verschillende kleur, de wanden, niet door vensters onderbroken,
waren saffraangeel beschilderd; een divan, in den vorm van de letter U
en van gele kussens voorzien, stond in het midden, de opening naar de
deur gekeerd. Aan het boveneinde van dien divan, dus in de buiging,
stond een bronzen drievoet. Daarboven hing een luchter met zeven armen,
die ieder een brandende lamp droegen. De divan en de luchter waren
zuiver Joodsch.
De vergadering bestond hoofdzakelijk uit mannen van leeftijd, mannen met
lange baarden, vurige oogen, zware wenkbrauwen. Hunne kleeding was
behalve wat de kleur betreft volmaakt dezelfde. Hun uiterlijk was
ernstig, deftig, bijna patriarchaal. Aan het hoofdeneinde, achter den
drievoet, zat de voorzitter, rechts en links zijne medegenooten.
In zijne jeugd groot en forsch van statuur, was de thans 106-jarige
Hillel, de Babylonier, de eerwaardige voorzitter van den Grooten Raad,
uitwendig niet meer dan de schim van hetgeen hij vroeger was; maar zijn
helderheid van hoofd liet niets te wenschen over. Op den drievoet voor
hem lag een met Hebreeuwsche letters beschreven perkamenten rol, achter
hem stond een rijkgekleede knaap op zijne bevelen te wachten. Het
geleerde gezelschap heeft een levendige woordenwisseling gevoerd, maar
is zooeven tot een besluit gekomen. Hunnen houding is rustig en de
eerwaardige Hillel roept den knaap tot zich. Eerbiedig treedt hij voor
zijnen meester.
Ga den Koning melden, dat wij gereed zijn om op zijne vraag te
antwoorden, beveelt de grijsaard.
De jongen snelt heen.
Weinige oogenblikken later traden twee hoofdmannen binnen en plaatsten
zich naast de beide deurposten. Hen volgde op den voet een merkwaardige
persoonlijkheid: een oud man, bekleed met een purperen kleed, om het
middel bevestigd door een fijnbewerkten gouden gordel; een diadeem omgaf
het hoofd, de sandalen waren met kostbare edelsteenen versierd, in den
gordel stak een fraaie dolk. Zijn gang was moeilijk en hij leunde zwaar
op zijn staf. Niet voordat hij den divan bereikt had stond hij stil en
overzag de vergadering met hooghartigen blik, donker en dreigend, alsof
hij zich onder vijanden bevond. Het was Herodes de Groote--het lichaam
ondermijnd door kwalen, het geweten bezwaard door misdaden. Een waardig
gezel der Romeinsche Cesars, was hij
|