or den Romeinschen beambte met al zijne trawanten. Toch was voor het
volk, dat van betere tijden droomde, eene zekere voldoening in het feit,
dat de hoogst aanwezige in het paleis een Jood was. Zijne tegenwoordigheid
herinnerde hun de beloften der profeten en den tijd, toen Jehova de
stammen regeerde door de zonen van Aaeron; het strekte hun ten teeken dat
God hen niet verlaten had, en leerde hen met geduld wachten op de komst
van den zoon uit Judea's stam, die over Israel heerschen zou.
Ruim tachtig jaren was Judea een provincie geweest van het Romeinsche
rijk, lang genoeg voor de keizers om te weten, dat de Jood met al zijn
trots gemakkelijk kon geregeerd worden, zoo men zijn godsdienst maar
eerbiedigde. Hierop acht gevende hadden Gratus' voorgangers zich
zorgvuldig onthouden van eenige bemoeiing met de heilige gebruiken
hunner onderdanen. Gratus sloeg echter een anderen weg in. Een van zijn
eerste openbare handelingen was de ontzetting van den hoogepriester
Annas, en de verheffing van Ismael, den zoon van Fabus. Deze daad,
hetzij op bevel van Augustus gepleegd, of uit eigen beweging, wekte
groote ontevredenheid. Wij zullen den lezer niet vermoeien met een
uitvoerig verslag van de Joodsche politiek dier tijden, maar moeten er
toch tot beter begrip van ons verhaal met een enkel woord van gewagen.
In die dagen waren in Judea twee partijen, die der aanzienlijken en die
des volks. Na Herodes' dood vereenigden die beide zich tegen Archelaues,
en bestreden hem nu eens door list, dan door geweld van wapenen. Meer
dan eens weerklonken de heilige hallen op Moria van krijgsgeschreeuw.
Schoon uiterlijk vereenigd hielden de bondgenooten ieder hun eigen
belangen in het oog. De edelen haatten Joazar den hoogepriester, het
volk daarentegen hing hem van harte aan. Toen Archelaues viel sleepte hij
Joazar mede in zijnen val. Annas werd door de edelen tot hoogepriester
gekozen. Dat gaf het sein tot scheiding, en van nu stonden de vroegere
bondgenoten vijandig tegenover elkander. Gedurende den strijd met den
ongelukkigen Archelaues had de partij der edelen raadzaam geacht zich met
Rome te verbroederen, en van hen ging het plan uit om Judea tot een
Romeinsche provincie te maken. Nieuwe reden tot haat voor de volkspartij,
en toen Samaria aan Judea werd toegevoegd, geraakte de partij der edelen
verre in de minderheid en bleven zij zonder anderen steun dan het
keizerlijke hof en het prestige van hun rang en rijkdom.
In weerwil daarvan wi
|