sten zij zich toch nog vijftien jaren lang, tot aan
de komst van Valerius Gratus, te handhaven in het paleis en in den
tempel. Annas, de door hen verkozen hoogepriester, had zijne macht trouw
gebruikt ten voordeele van zijn keizerlijken heer. Een Romeinsch
garnizoen bezette den burcht Antonia, een Romeinsche wacht bewaakte de
poorten van het paleis, een Romeinsch rechter deed uitspraak in de beide
rechten, een Romeinsch belastingssysteem, met groote gestrengheid
toegepast, drukte stad en land. Dagelijks werd het volk op duizenderlei
wijze gekweld en moest het zijne afhankelijkheid gevoelen.
Toch vermocht Annas hen betrekkelijk rustig te houden. Rome bezat geen
trouwer vriend, en bij zijn aftreden werd zijn gemis diep gevoeld.
Zoodra Ismael in zijne plaats het hoogepriesterlijk kleed had aangedaan,
verruilde Annas de tempelhoven met de raadzaal der volkspartij en wijdde
zich voortaan aan hare belangen. Het vuur, dat vijftien jaren gesmeuld
had, dreigde met vernieuwde kracht op te vlammen. Een maand na Ismaels
verheffing tot hoogepriester achtte Gratus, de procurator, noodig hem te
Jeruzalem te bezoeken. Toen de Joden, die hem van de wallen uitfloten,
zagen, dat zijne wacht door de Noordpoort Jeruzalem binnentrok en naar
den burcht Antonis marcheerde, begrepen zij het ware doel zijner komst:
een gansche cohorte van Romeinsche legioenen werd aan het reeds
aanwezige garnizoen toegevoegd, en de strop om hun hals nauwer
aangehaald. Wee den overtreder, als de procurator soms noodig mocht
achter een voorbeeld te stellen.
* * * * *
TWEEDE HOOFDSTUK.
MESSALA EN JUDA.
Op de hoogte van den stand van zaken, kunnen wij thans den lezer
verzoeken, ons in den geest te volgen naar een der tuinen van het paleis
op den berg Sion. Het is een warme namiddag in de maand Juli. De tuin is
aan alle zijden omgeven door gebouwen, van veranda's en galerijen
voorzien, en door open kolonnaden met elkander verbonden, zoodat de
wandelaar, indien er een windje waait, in de gelegenheid wordt gesteld
er zijn voordeel mede te doen.
De aanleg van den hof is streelend voor het oog. Lanen, grasperken,
sierlijke heesters, enkele hooge boomen, bieden rijke afwisseling.
In het midden een springfontein, wier heldere waterstraal de naaste
omgeving koel houdt.
Niet ver van die fontein zaten twee knapen van negentien en zeventien
jaar in ernstige gesprekken verdiept. Bij den eersten aanblik zou men
hen voor broede
|