t moet er volgen op de komst van den nieuwen
Koning?
De verlossing der menschen.
--Van wat?
--Van zonde.
--Hoe?
--Door Geloof, Liefde en Goede Werken.
--Dan--maar hier zweeg Herodes even, zonder dat een trek op zijn gelaat
verried wat in zijne ziel omging--zij gijlieden de herauten van den
Messias. Is dat alles?
Balthasar boog toestemmend.
Herodes drukte weder op den schelknop. Een dienaar verscheen.--Breng de
geschenken, beval de vorst.
De dienaar ging, maar kwam weldra terug, en bood ieder der bezoekers
knielende een prachtig overkleed en een gouden gordel aan, welke
geschenken zij met Oostersche plichtplegingen aanvaardden.
--Nog een woord, zeide Herodes, gij hebt gezegd dat gij een ster in het
Oosten hebt gezien.
--Ja, antwoordde Balthasar, zijne ster, de ster van den jonggeborene.
--Wanneer ongeveer?
--Toen ons bevolen werd hierheen te gaan.
Herodes stond op, ten teeken dat de audientie was afgeloopen. Van zijnen
troon dalende zeide hij vriendelijk: Indien gij, hooggeschatte mannen,
hetgeen ik gaarne geloof, werkelijk de herauten zijt van den jonggeboren
Messias, zoo weet dan, dat ik hedenavond de schriftgeleerden ondervraagd
heb over deze dingen. Eenparig getuigen zij, dat hij te Bethlehem in
Judea moest geboren worden. Daarom raad ik u: Gaat naar Bethlehem en
zoekt naarstiglijk totdat gij hem vindt. En als gij hem gevonden hebt,
komt dan weder, opdat ook ik moge gaan en hem aanbidden. Gaat in vrede
en niemand zal u overlast aandoen. Dit gezegd hebbende liet de Koning
hen alleen.
Onmiddellijk daarop kwam 's Konings boodschapper binnen en geleidde de
drie mannen weder naar de herberg terug. Daar gekomen riep de Griek vol
geestdrift: Laat ons naar Bethlehem gaan, broeders, zooals de Koning ons
geraden heeft.
--Ja, riep de Hindoe, de Geest getuigt binnen in mij.
--Het geschiede, zeide Balthasar opgewekt. Onze kameelen staan gereed.
Na den deurwachter voor zijne moeite rijkelijk beloond te hebben stegen
zij op, lieten zich den weg wijzen naar de Joppe-poort en vertrokken.
Toen zij in het open veld gekomen waren en langs denzelfden weg gingen,
dien Jozef en Maria zoo kort geleden begaan hadden, verscheen aan den
hemel een licht, in het begin zwak en onduidelijk. Hun hart klopte
hoorbaar. Het licht nam toe in kracht, zij sloten de oogen voor dien
glans; toen zij ze weer openden,--zie, daar was de ster weder, maar niet
onbewegelijk en hoog verheven als de andere sterren, neen, l
|