r waren
vandaag verscheidene herders in het veld.
--Neen, neen, riep de eerste spreker, al brachten zij al het hout uit de
valleien van Judea bijeen, om er een vuur van te maken, het zou niet
zulk een hoog en sterk licht verspreiden.
Zwijgend bleven de mannen het geheimzinnig schouwspel gadeslaan, totdat
een eerwaardig grijsaard de stilte verbrak met den uitroep: Broeders,
wat wij zien is de ladder, die onze vader Jakob in den droom
aanschouwde. Geloofd zij de God onzer vaderen!
* * * * *
ACHTSTE HOOFDSTUK.
DE GEBOORTE VAN CHRISTUS.
Ongeveer twee mijlen zuidoostelijk van Bethlehem ligt een vlakte, door
een heuvelrij van de stad gescheiden. Beschut tegen de noordenwinden,
en begroeid met vijgeboomen, dwergeiken en pijnboschjes, was zij een
kostelijke weide voor de kudden van zwervende herders. Aan den uitersten
rand stond een overoude schaapskooi van buitengewoon groote afmeting.
Bij een lang vergeten schermutseling was het gebouw van zijn dak beroofd
en half vernield. De daarbij behoorende omheinde ruimte was echter
ongedeerd gebleven, en dat was wel de hoofdszaak voor de herders, die er
hunne schapen wilden doen overnachten.
Daags voor de gebeurtenissen, in het vorige hoofdstuk vermeld, was een
zevental herders, die nieuwe weiden voor hunne kudden zochten, naar de
vlakte afgedaald, had zich 's avonds bij de schaapskooi gelegerd, een
groot vuur bij den ingang ontstoken, hun avondeten bereid, en zich
daarna ter ruste gelegd, een uitgezonderd, die de wacht moest houden.
Het was een heerlijke nacht. Geen windje bewoog zich, de atmosfeer was
rein en zuiver, er heerschte een geheimzinnige stilte. De wachter stapte
voor den ingang op en neder; hij verlangde naar het uur van middernacht,
wanneer hij afgelost zou worden. Eindelijk was zijn taak volbracht, nu
was het zijne beurt om te gaan rusten. Hij ging naar het vuur--maar wat
was dat? Een lichtglans omscheen hem, zacht en wit als het licht der
maan. Hij wachtte een oogenblik, het licht werd sterker; voorwerpen, die
hij niet had kunnen onderscheiden, werden op eenmaal zichtbaar, hij zag
de gansche vlakte en al wat er op was. Een huivering voer door zijne
leden, vreeze beving hem. Hij zag naar de lucht, de sterren waren
verdwenen; als door een venster viel een breede straal van licht uit den
hemel en werd steeds glansrijker. Hevig ontsteld riep hij zijne makkers:
Wordt wakker! Wordt wakker!
De honden sloegen aan, de scha
|