* * * *
VIERDE HOOFDSTUK.
MELCHIOR.
De Egyptenaar en de Hindoe zagen elkander aan; de eerste wenkte met de
hand, de ander boog ten teeken van goedkeuring en begon: Onze broeder
heeft goed gesproken, mochten mijne woorden even verstandig zijn. Mijn
naam, broeders, is Melchior. Mijne taal is, zoo al niet de oudste op
aarde, dan toch de eerste, waarbij men zich van de schrijfkunst
bediende; ik bedoel het Sanskriet van Indie. Ik ben Hindoe van geboorte.
Mijn volk heeft van oudsher de paden der wetenschap betreden en blijven
bestaan, want zij zijn de bronnen van den godsdienst en van alle nuttige
kennis.
Ik ben een geboren Brahmaan. Voorschriften regelden bijgevolg mijn leven
tot in de minste daad, tot in zijn laatste uur. Ik kon niet wandelen,
eten, drinken, of slapen, zonder gevaar te loopen van een der regelen
te overtreden. En de straf, mijne broeders, de straf zou mijne ziel
treffen. Van den aard der overtreding hing het af, of mijne ziel
opgenomen kon worden in den hemel, zij het ook den laagsten, dien van
Indra, of teruggedreven zou worden om te leven in een worm, een vlieg,
een visch, of een wild dier. De belooning voor volmaakte gehoorzaamheid
is de Zaligheid, een opgaan in het Brahma, hetgeen niet zoozeer een
zelfstandig bestaan, als wel een volkomen rust is.
Toen mijn studietijd voorbij was en ik tot de tweede orde kon toegelaten
worden, dat wil zeggen, toen ik in het huwelijk mocht treden en een
eigen gezin hebben, begon ik naar alles een onderzoek in te stellen,
zelfs naar het Brahma; want voor het oog mijns geestes was een
schemerschijn van licht opgegaan, en mijne ziel smachtte er naar dat
licht van nabij te beschouwen. Eindelijk, na lange jaren zwoegens, stond
ik in het volle licht en aanschouwde den grondslag van het leven, het
ware beginsel van den godsdienst, den band tusschen de ziel en God: de
Liefde.
Het ingevallen gelaat van den grijsaard schitterde van innerlijk geluk
en hij vouwde de handen tot een dankgebed.
--De liefde is slechts gelukkig wanneer zij bezig is, zoo vervolgde hij.
Aan hetgeen men bereid is voor anderen te doen, kan men haar toetsen.
Ik kon niet rusten. Brahma had zooveel ellende over de wereld gebracht.
Ik maakte mij op en reisde langs den Ganges tot waar de heilige stroom
zich in den Indische Oceaan uitstort. Ik hoopte rust te vinden in de
schaduw van den tempel aan Kapila gewijd, om mij daar met zijne jongeren
in het gebed te vereenigen. Maa
|