FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45  
46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   >>   >|  
r is een ander, die uwe plaats komt innemen? Jozef zag peinzend voor zich. --En al mocht ik dat zeggen, aan wien zou dan die plaats toekomen? Zie hoevelen daar staan te wachten, sommigen reeds den ganschen dag. --Wat brengt al die lieden hierheen? --Hetzelfde ongetwijfeld wat u brengt, Rabbi; het bevel van den Keizer. Daarenboven is gisteren een karavaan van Damascus naar Arabie en Neder-Egypte aangekomen. Deze mannen hier en die kameelen behooren er toe. Nog liet Jozef zich niet afwijzen. Het voorplein is ruim, zeide hij. --Ja, maar volgepakt met balen zijden, en zakken specerijen, en goederen van allerlei aard. Jozefs gelaat betrok.--Het is niet zoozeer voor mijzelven, dat ik blijf aanhouden, maar ik heb mijne vrouw bij mij. De nachten zijn hier koud, veel kouder dan te Nazareth. Zij kan niet in de open lucht slapen. Zou er in de stad plaats te krijgen zijn? --Deze menschen, zeide de deurwachter, op een groepje wijzend, hebben allen in de stad een onderkomen gezocht, maar tevergeefs. Jozef dacht een oogenblik na en zeide: Zij is zoo teer; als zij den nacht onder den blooten hemel moet doorbrengen, zal de kou haar dooden. Misschien hebt gij hare ouders nog gekend: Joachim en Anna. Zij hebben vroeger ook in Bethlehem gewoond en waren evenals ik uit Davids geslacht. --Zeker heb ik hen gekend. Het waren goede menschen. Ik was toen nog een kind. Maar daar valt mij iets in. Al kan ik u niet in de herberg opnemen, ik kan u toch ook niet wegzenden. Ik zal voor u doen wat ik kan. Gij zult niet buiten overnachten. Roep uwe vrouw. Wij moeten ons haasten, want de zon neigt reeds ten ondergang. --Niets liever dan dat, zeide Jozef, en keerde terug om zijne vrouw te halen, die niet ver van daar op haren ezel gezeten zijn komst verbeidde. Zij had haren sluier opgeslagen. --Blauwe oogen en gouden lokken, zeide de deurwachter haar aanziende. Zoo zag de jonge koning er uit toen hij voor Saul op den harp speelde. De man nam den ezel bij den toom en zeide tot Jozef: Rabbi, volg mij. Over het voorplein van de herberg geleidde hij hen naar de achter het huis gelegen omrasterde bewaarplaats voor lastdieren en vee, en vandaar langs een smal en hobbelig pad naar een grauwen kalksteenheuvel. --Gij brengt ons naar de spelonk, zeide Jozef. --Ja, antwoordde hun geleider, en zich tot Maria wendende voegde hij er bij: Uw voorvader David heeft meermalen gebruik gemaakt van die spelonk. Als jongeling bracht hij er 's
PREV.   NEXT  
|<   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45  
46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   58   59   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   >>   >|  



Top keywords:
brengt
 

plaats

 

voorplein

 

deurwachter

 

gekend

 

hebben

 
herberg
 
menschen
 
spelonk
 

moeten


buiten

 

overnachten

 

haasten

 
ondergang
 

vandaar

 

wegzenden

 

voegde

 

opnemen

 

kalksteenheuvel

 

geslacht


Davids

 

evenals

 

antwoordde

 

grauwen

 
hobbelig
 

liever

 

wendende

 

koning

 
aanziende
 

Blauwe


gouden

 

lokken

 
gebruik
 

achter

 
speelde
 

geleidde

 

meermalen

 

opgeslagen

 
sluier
 

lastdieren


jongeling
 
keerde
 

bewaarplaats

 

gemaakt

 

gezeten

 

verbeidde

 
geleider
 

voorvader

 

omrasterde

 

gelegen