dochter is schoon, zeide hij nauw hoorbaar.
--Zij is mijne dochter niet.
Nu was de nieuwsgierigheid van den Rabbi opgewekt, waarom Jozef vervolgde:
Zij is de dochter van Joachim en Anna van Bethlehem, daar gij misschien
wel van gehoord hebt, want zij waren zeer gezien.
--Zeker, antwoordde de Rabbi. Dat herinner ik mij best. Zij stamden in
rechte lijn van David af. Ik heb hen zelfs goed gekend.
--Beiden zijn overleden, te Nazareth. Joachim was niet rijk; maar hij
liet toch een huis met hof na aan zijne twee dochters. Dit is zijn
jongste dochter, Maria. Om haar erfdeel te kunnen aanvaarden, moest zij
volgens de wet eene harer naaste verwanten huwen. Zij is thans mijne
vrouw.
--En gij waart--
--Haar oom.
--O zoo; en daar gij beiden te Bethlehem geboren zijt, moet gij er
beiden heen om u te laten inschrijven. De Rabbi vouwde de handen en zag
verontwaardigd ten hemel op. Nog leeft de God van Israel! Zijn is de
wrake! riep hij. Toen hij dat gezegd had keerde hij zich om en ging heen
zonder te groeten.
Een nabijstaande Jood, Jozefs verbazing opmerkende, zeide: Rabbi Samuel
is een Zeloot. Judas zelf kan het hem niet verbeteren.
Daar Jozef niet geneigd was een gesprek te beginnen, deed hij alsof hij
het niet hoorde, zag den buikriem van den ezel na, en gaf hem nog wat te
eten. Zoodra het dier naar behooren gevoederd was, begaf het gezelschap
zich weder op weg, en sloeg den weg naar Bethlehem in. Jozef wandelde
naast den ezel voort en wees Maria in het voorbijgaan op enkele
merkwaardigheden van den weg; maar het scheen alsof hare gedachten
elders waren. De zon steeg intusschen hooger aan den hemel en noopte de
jonge vrouw haren sluier op te slaan, ten einde wat meer lucht te
krijgen. Van deze gelegenheid willen wij gebruik maken om kennis met
haar te maken.
Zij was niet ouder dan vijftien jaar. Haar gelaat, een zuiver ovaal, was
fijn van kleur, de neus onberispelijk, de kleine mond vol uitdrukking,
de oogen diep blauw, waren fraai van vorm. Het weelderige goudblonde
haar golfde vrij over hare schouders en reikte tot aan haar zadelkussen.
Voeg bij deze uiterlijke bekoorlijkheden een onbeschrijfelijke reinheid
en liefelijkheid, en gij hebt het beeld van haar, die ons door de
overlevering met de schoonste kleuren wordt geschilderd. Meer dan eens
sloeg zij de oogen ten hemel en bewogen zich hare lippen in stil gebed,
menigmaal hief zij het oog op en luisterde, alsof een onzichtbare tot
haar sprak.
Zoo togen
|