rheugt het mij ten hoogste u te kunnen
melden dat ik er gelukt ben het machtige huis van Rijkaard Van Woumen
door een huwelijk aan onzen stam te verbinden. Rijkaard en de zijnen
zijn machtig bij den graaf en hunne hulp is ons meer waard dan duizend
zwaarden."
"Zoo? heeft mehr Robrecht Sneloghe dan eindelijk toegestemd?" vroeg
Matfried Wegel. "Hij scheen van dit huwelijk niet te willen hooren."
"Inderdaad", bevestigde de proost, "hij heeft wel eenigen tegenstand
geboden; maar gij weet het, onder ons is er geen die met meer edelmoed
dan mijn neef Robrecht zich bereid toont tot zelfopoffering, zoohaast
hij iets kan doen ten goede van ons geslacht en van Kerlingaland. Het
was mij genoeg hem te doen begrijpen welke gelukkige gevolgen dit
huwelijk, zoowel voor de Erembalds in het bijzonder als voor de Kerels
in het algemeen, moest hebben, om hem de eervolle verbintenis te doen
aanvaarden."
"En is Rijkaard Van Woumen met dit huwelijk tevreden?"
"Zeer tevreden."
"Een der machtigste leenheeren zich verbinden met eenen Kerel!"
"Met den rijksten en machtigsten Kerel", verbeterde Bertulf. "Wie weet
niet dat mijn neef meer vrije gronden bezit dan mher Rijkaard
leengoederen?"
"Het is gelijk, heer proost, indien dit huwelijk voltrokken wordt zult
gij iets wonders gewrocht hebben dat, inderdaad, de Kerels sterk moet
maken tegen de kuiperijen der Isegrims."
"Maar Ghijselbrecht Tancmar stond insgelijks naar de hand van jonkver
Placida", bemerkte Yorg Koevoet. "Indien zijn oom, de hofraadsheer, met
den graaf terugkomt, zou hij dit huwelijk nog wel kunnen beletten."
"Onmogelijk", antwoordde Bertulf, "heden nog, dezen morgen zelfs, zal
Placida Van Woumen de beloftegift uit Robrechts handen ontvangen. Het is
daarom dat mijn neef zich niet hier met ons bevindt."
"God zij dank, dit is eene goede tijding!" juichten al de aanwezigen.
Burchard zelf glimlachte van tevredenheid en loofde uitbundig zijnen oom
over deze zegepraal.
De proost was bezig met hun uit te leggen, hoe dit huwelijk den Kerels
in eenmaal vele invloedrijke vrienden aan het hof des graven zelven
moest verschaffen en hoe hij hoopte daardoor beter dan door eenen
verderfelijken oorlog de rechten en de vrijheid van Kerlingaland te doen
eerbiedigen. Een dienaar opende zachtjes de deur en meldde hem dat de
voorschepen van Brugge verlangde hem te spreken.
Al de ridders stonden op. Zijne aanbeveling tot voorzichtigheid
herhalende, leidde de oude Bertulf hen to
|