ge dochter door eenen grooten afstand gescheiden te blijven; maar op
zulke wijze zal het zijn alsof zij ons niet had verlaten."
"O, mijne lieve Placida", riep Ver Aldegunda uit, als wilde zij hare
dochter tot blijdschap opwekken, "Ravenschoot is zulk schoon landgoed,
dat het geroemd wordt in gansch Vlaanderen om zijne lustige boomgaarden,
waranden en tuinen! Het is tevens zeer uitgestrekt en heeft groene
weiden en wildrijke bosschen. Ik ken het wel: toen mher Robrechts moeder
en ik nog kinderen waren, heb ik dikwijls op Ravenschoot gespeeld. Wie
hadde dan kunnen denken dat mijne dochter, mijne lieve Placida, eens
daar als meesteresse den sleutelbosch zou dragen! Zijt gij niet
vroolijk daarom, Placida?"
"Ja, moeder", antwoordde de jonkvrouw. "Ik weet sedert lang dat geen
landgoed zoo schoon als Ravenschoot rondom Brugge ligt; maar wat mij
meest verheugd is toch dat ik u bijna dagelijks zal kunnen zien en
omhelzen."
"Die goede Placida!" zuchtte Ver Aldegunda ontroerd.
"Ik had een oogenblik gevreesd", zeide mher Rijkaard tot zijnen
toekomenden schoonzoon, "dat gij lust kondet hebben om van het landgoed
te Houthem uw zomerverblijf te maken. Het is wel een aanzienlijk
eigendom, maar veel minder toch dan Ravenschoot, en het ligt bij Veurne,
zoo verre van Brugge!"
Robrecht had het hoofd gebogen en scheen in gepeinzen verzonken.
Daarover verwonderd, aanschouwden Rijkaard en zijne vrouw den jongen
ridder met kommer.
Na eene korte stilte vroeg Placida's vader:
"Gij zijt zoo droomachtig, mher Sneloghe?"
Robrecht hief het hoofd op, sloeg met eenen glimlach den blik op Placida
en zeide:
"Ja, mij boezemt de Heer eene goede gedachte in. Ik meende ze verborgen
te houden tot den dag na ons huwelijk; maar dewijl jonkver Placida zoo
minzaam mijne beloftegift heeft aanvaard, voel ik mij aangedreven tot
onbescheidenheid. Volgens de overeenkomst tusschen u, mher Van Woumen,
en mijnen oom, den proost van St-Donaas, gesloten, zal ik mijner bruid
het landgoed te Houthem als morgengave[28] in vollen eigendom schenken,
niet waar?"
"Zoo is het inderdaad tusschen ons bepaald geworden."
"Welnu, ik ben overtuigd dat de heer proost en geheel mijne maagschap
mijn nieuw besluit zullen goedkeuren. Niet Houthem, maar wel het schoone
Ravenschoot zal de morgengave mijner bruid zijn. Zoo wone dan mijne
echtgenoote met mij op haar persoonlijk eigendom."
Placida's oogen glansden van ware blijdschap en van hoogmoed; hare
ouders juich
|