tsel ben tot uw geluk? Heeft
jonkver Dakerlia dit verklaard?"
"Ho, neen, maar ik meende het uit hare woorden te verstaan. Zij bemint u
wel zeker. Beken het mij, ik smeek u!"
"Wat daarvan zij, Disdir, het is haar geheim."
Eene zenuwtrekking schokte Disdirs leden, en een zucht ontsnapte hem.
"Dit behoefde ik u niet te vragen, Robrecht", zeide hij, "ik wist het
sedert lang. Het is eene andere vrees die mij als een venijnige worm aan
het harte knaagt. Indien gij, Robrecht, voor Dakerlia hetzelfde gevoel
koestert, ben ik veroordeeld tot levenslange hopeloosheid. Indien gij,
integendeel, haar niet bemint, dan zal ik hare koelheid jegens mij wel
overwinnen. Wees edelmoedig ik zal, indien gij het eischt, alle hoop
verzaken en mijne liefde voor jonkver Wulf in mijnen boezem versmachten;
maar zeg het mij oprecht: bemint gij Dakerlia, Robrecht?"
Zonder het zelf te weten, knikte mher Sneloghe met het hoofd.
Een somber gegrol van wanhoop ontsnapte Disdir; hij stak de hand in zijn
kleed en neep zich de borst ten bloede, terwijl een traan van afgunst of
van smart in zijne oogen blikkerde.
"Gij hebt mij niet begrepen, Disdir", zeide Robrecht, door medelijden
ontroerd.
"Aldus gij bemint haar niet?" kreet mher Vos.
"Ik heb haar inderdaad bemind ..."
"O, hemel! En nu?"
"Nu is die liefde door den plicht en door God zelf mij verboden Ik ga
trouwen-"
"Trouwen?"
"Met Placida Van Woumen. Ik kom van sher Rijkaards Steen. Jonkver
Placida heeft dezen morgen mijne beloftegift aanvaard. Binnen eene maand
zal ik haar echtgenoot zijn. Mijn oom de proost heeft dit huwelijk
bereid."
"Ha, dank, dank!" murmelde Disdir. "Gij ontlast mijn hart van een
versmachtend gewicht."
"Ik geloof inderdaad, Disdir, dat mijn huwelijk met jonkver Van Woumen
het u gemakkelijker zal maken de hand van Dakerlia te bekomen. Dit
gezegde kwetse u niet. Gij weet dat Dakerlia bijna van kindsbeen af met
mijne zuster Witta is opgevoed geworden. Geen wonder diensvolgens dat er
allengs een gevoel van wederzijdsche genegenheid in ons is ontstaan,
zonder dat wij het zelven wisten ..."
"Zonder dat gij het wist?" onderbrak Disdir met eenen glim van
blijdschap.
"Slechts dezen morgen, bij de aankondiging van mijn huwelijk ontsnapte
ons dit geheim."
"En gij hadt nooit te voren uwe liefde bekend?"
"Noch ik, noch zij. Geen woord had ooit deze geheime zucht onzer harten
verraden."
"Ach, bedriegt gij mij niet, Robrecht?"
"Wanneer heb ik iemand
|