FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84  
85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   >>   >|  
keerden zijne gedachten op zijn eigen lot en op het verlies van alle levenshoop voor hem zelven. Weder werd hij treurig, bovenal toen hij voorbij sher Wulfs Steen moest en het hoofd afkeerde om het gevaar te voorkomen van Dakerlia's blik te ontmoeten. Toen hij zijne woning had bereikt en in de zaal trad, vond hij zijne zuster met de handen voor de oogen zitten. Hij zag dat hare borst hijgde en glinsterende tranen van hare vingeren rolden. "Mijne zuster, mijne goede Witta", vroeg hij, "hoe zijt gij zoo bedroefd? Wat is de reden uwer smart?" "Ach, Robrecht", kreet zij, "die arme ongelukkige Dakerlia!" "Welnu? Dakerlia? Wat is haar geschied?" morde de jongeling verschrikt. "Ik heb haar de pijnlijke boodschap gebracht. Zij heeft nog niets gedaan dan weenen, zij gaat te werk als eene zinnelooze. Nu ligt zij te bed. Haar vader is niet te huis; maar de kamermeid heeft in aller haast gezonden om den geneesheer te halen. Zij meent dat men Dakerlia zal moeten aderlaten. Ik ben weggevlucht bij de komst van den geneesheer. Bloed, bloed van die arme Dakerlia? Ik stierve moest ik het zien!" Een traan wilde in des jongelings oogen opwellen; maar hij bedwong dit teeken zijner ontroering met geweld. "Ach, het is wel wreed, het lot dat ons allen treft!" klaagde Witta. "Nu zal Dakerlia nooit meer in onzen Steen mogen komen. Dit is de belooning voor hare teedere vriendschap, voor hare liefde! Eilaas, ik bezwijk van wanhoop bij het verlies mijner goede zuster!" "Luister, Witta", sprak Robrecht op ernstigen toon. "Het huwelijk is een band door God geheiligd en dien wij als Christenen verplicht zijn, tot in den grond van ons hart te eerbiedigen. Ik ga trouwen, Placida Van Woumen wordt mijne echtgenoote. Van dit oogenblik af mag ik aan Dakerlia niet meer denken en gij, zuster, gij moogt haren naam voor mij niet meer uitspreken. Begrijpt gij mij, Witta?" "Ik begrijp u, broeder", was het treurig antwoord. "Pijnlijk is de plicht, maar toch, gij hebt gelijk. Zwijgen zal ik. Eilaas, indien die arme ... Bloed laten! Het is schromelijk!" "Houd u sterk, Witta", zeide Robrecht met eene stemme die door den angst was verdoofd. "Ga naar sher Wulfs Steen, verneem wat daar geschiedt, opdat gij ten minste van de onrust wordet verlost. Ik ga op mijne kamer; ik heb eenzaamheid noodig. Men store mij niet, ik smeek u, zuster lief." De smart overwon hem plotseling; hij sloeg de handen voor de oogen en verliet met haast de zaal. VOETNOT
PREV.   NEXT  
|<   60   61   62   63   64   65   66   67   68   69   70   71   72   73   74   75   76   77   78   79   80   81   82   83   84  
85   86   87   88   89   90   91   92   93   94   95   96   97   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108   109   >>   >|  



Top keywords:

Dakerlia

 

zuster

 

Robrecht

 
verlies
 
geneesheer
 

treurig

 

Eilaas

 

handen

 
eerbiedigen
 

Woumen


oogenblik
 

echtgenoote

 

trouwen

 

Placida

 

geheiligd

 

bezwijk

 

liefde

 

wanhoop

 
mijner
 

Luister


vriendschap

 

teedere

 

belooning

 

ernstigen

 

Christenen

 

verplicht

 

huwelijk

 

Begrijpt

 

minste

 

onrust


wordet

 

verlost

 
geschiedt
 

verneem

 

eenzaamheid

 

plotseling

 

overwon

 
verliet
 
VOETNOT
 

noodig


verdoofd

 
keerden
 

begrijp

 

broeder

 
antwoord
 
Pijnlijk
 

uitspreken

 

denken

 

plicht

 

stemme