t bitterheid;
gij moet het ootmoedig verdragen."
Brigitta bedwong hare stem, als vreesde zij van uit den Steen gehoord te
kunnen worden. Fluisterend zeide zij:
"Weet gij wat ik denk, Martha? Ik denk dat onze jonkvrouw liever mher
Ghijselbrecht tot bruidegom zou hebben en dat zij nu de hand van
Robrecht Sneloghe slechts aanvaardt omdat hare ouders het zoo willen;
want ziet gij niet...."
"Spreek stiller nog!" onderbrak de oude vrouw, met een gebaar van angst.
"Indien men u hoorde, ongelukkige!"
"Meent gij dat ik mij misgrijp? Wat denkt gij er over, Amelborga?"
"Ik, ik?" stamelde het andere jonge meisje. "Ik denk dat wij beter doen
met hoegenaamd niets te denken."
"Zijn wij dan geene menschen meer?" vroeg Brigitta met eene soort van
verontwaardiging in de oogen.
"Eilaas, ja", was het antwoord, "maar ik weet nog dat ik, voor drie
jaren, eens door eenige stoute woorden liet hooren dat ik zulks
geloofde. Ik zeide tot onze jonkvrouw, die mij al te ruw toesprak, dat
ik mensch en Christen was evenals zij. Weet gij welk antwoord zij mij
gaf?"
"Geen minzaam antwoord, dit is begrijpelijk."
"Zij deed mij door de schalken op den Neerhof zoo wreedelijk met roeden
geeselen, dat het bloed mij van de schouders liep."
"Wee, wee, moest mij zulken hoon geschieden", kreet Brigitta
"Gij zoudt het verdragen evenals Amelberga", bemerkte de oude vrouw.
"Maar wat zoudt gij doen, Brigitta?"
"Ik zou alle voedsel weigeren totdat de honger of de schaamte mij deed
sterven. Reeds meer dan eens heb ik er aan gedacht. Wees zeker, ik zou
zulke mishandeling niet lang overleven."
"Nu, nu, dit is al grootspraak", schertste Amelberga, "zulke taal in den
mond eener lijfeigene!"
"Ja, gij kunt het niet begrijpen", wedervoer Brigitta. "Beiden zijt gij
in slavernij geboren, op een leen dat onze heer omtrent Aalst in
Zeizers-Vlaanderen bezit; maar ik kwam ter wereld omtrent Loo, in het
Land der Kerels, en ik ben eene Kerlinne geweest."
"Wat doet het, vermits er insgelijks dienstbare Kerels zijn?"
"Die zijn er niet, Martha. Wie zijne vrijheid verliest houdt op Kerel te
zijn."
"Dan heeft waarschijnlijk uw vader zich verkocht, of de straf eener
misdaad bracht hem in slavernij", bemerkte Amelberga met eenen
twijfellach op de lippen.
"Ik vergeef u den spot, omdat gij onzer gewoonten onwetend zijt",
wedervoer Brigitta. "Vermits wij hier nu alleen zijn en vrij kunnen
kouten tusschen den arbeid, laat mij u de zaak uitleggen en gi
|