uwe vrijheid
verloren hebben."
"Daarin bedriegt gij u", was het antwoord. "Zijn er onvrije menschen in
Kerlingaland, dezen wonen op de leenen der heeren. De Kerels in de
Ambachten kennen geene slaven. Hunne huisdienaars zijn ook vrije
menschen die aan denzelfden disch eten met degenen voor wie zij werken.
Men noemt ze niet dienaars of schalken, maar _gezellen_, en zij gaan en
komen en verhuren hunnen arbeid waar en aan wien zij willen. Het eenig
onderscheid bestaat daarin dat men een grondeigendom, hoe gering ook,
moet bezitten om stemrecht in de vergadering te hebben[27]. Ware ik vrij
gebleven, ik hadde gemakkelijk eenen Kerel tot bruidegom gevonden.
Indien mijn man geen stuk grond bezat, zouden wij jaren gearbeid hebben
om er een te koopen. Dan hadde ik gewoond in onze eigene hut, op onze
eigene aarde, vrij en trotsch als de edelste jonkvrouw van Vlaanderen.
Begrijpt gij dat ik de noodlottige daad mijner moeder betreur, en
moeilijk de schaamte verkrop wanneer men mij toespreekt alsof ik zelf
geen mensch was?"
"Ja, en nu begrijp ik insgelijks waarom gij zulke voorliefde voor mher
Robrecht Sneloghe toont, terwijl gij van mher Ghijselbrecht Tancmar met
weinig eerbied spreekt", zeide de oude Martha.
"Is het niet met reden?" antwoordde Brigitta. "Mher Robrecht is veel
rijker dan mher Ghijselbrecht; hij is schooner van gelaat, zachter van
gemoed en daarbij minzaam met iedereen, zelfs met ons. Hij is slechts
driemaal hier geweest en heeft telkens ons gegroet. Zou Ghijselbrecht
Tancmar zulks doen?"
"Dit is evenwel niet wat ik wil zeggen, Brigitta."
"Wat dan, Martha?"
"Het bloed spreekt in u."
"Ik begrijp u niet."
"Ik zal u dan iets zeggen, Brigitta, dat gij niet weet. Robrecht
Sneloghe is een Kerel geweest."
"Onmogelijk. Wie Kerel geboren is blijft het zoolang hij zijne vrijheid
behoudt."
"En wanneer men wil ophouden Kerel te zijn?"
"Men kan dit niet, Martha. Men is door eenen onverbreekbaren band aan
het Gilde verbonden."
"Welnu, zijn vader, vroeger kastelein van Brugge, was een Kerel, in het
Veurne-Ambacht geboren. Mher Robrecht zelf, meen ik, kwam ter wereld te
Eggewaardskapelle, waar hij nu nog vele goederen bezit."
"Dan is mher Robrecht insgelijks een Kerel!" riep Brigitta met
blijdschap uit.
"Dat hij het nog is, geloof ik zeker niet", ging Martha voort, "maar
indien gij dit alles niet wist, dan heeft wel werkelijk het bloed in u
gesproken, Brigitta."
"Inderdaad, het is wel mogelijk.
|