de vereeniging. Ik had ook
studie gemaakt van de quaestie van het auteursrecht en daarover
geschreven, en een van mijn bedoelingen met de Vereeniging van
Letterkundigen was, te verkrijgen aansluiting bij de Berner Conventie en
een betere auteurs-wet. In 1908 ben ik met enkele anderen door de
Regeering naar Berlijn gezonden, om de Staten-Conferentie over de
herziening van de Berner Conventie bij te wonen. In 1910 zijn we toen
begonnen met de stichting van het Verbond van Kunstenaarsvereenigingen,
dat in 1911 definitief is opgericht op initiatief van de Vereeniging van
Letterkundigen. Ik werd Voorzitter van het Verbond en dat heeft mij in
de laatste jaren verbazend veel werk gekost. Ik beklaag er mij niet
over, maar ik merk toch langzamerhand dat het mij te veel in beslag
neemt. Met Januari 1914 moet ik aftreden. Ik hoop dan buiten te gaan
wonen en mij weer heelemaal aan de literatuur te geven.
Ik verzocht hem, nu weer terug te komen op zijn verhouding tot literaire
scholen en richtingen, waarover hij zooeven was begonnen.
--Ik heb zeker het gevoel, zoo hernam hij, bij de literaire beweging van
dien tijd te behooren, zonder in engeren zin mij te hebben gerekend tot
de Nieuwe-Gids-beweging.
Hoe omschrijft u eigenlijk de Nieuwe-Gidsbeweging?
--Deze beweging is al dikwijls gedefinieerd, en dat is in het algemeen
wel juist, als een kleinere renaissance, een weeropleving van de
persoonlijkheid tegenover de algemeenheid. Maar toch geloof ik, dat door
verschillenden in den laatsten tijd te sterk de nadruk gelegd is op het
"op de spits gedreven individualisme", zooals men het noemt, en daarmee
ben ik het niet eens. "Op de spits gedreven individualisme" is werkelijk
een ontzaglijk groot woord, en als gij nagaat wat het zou beduiden, dan
geloof ik, dat er heel wat anders voor den dag zou komen als de
Nieuwe-Gidsbeweging. Over het algemeen kan men zeggen: in Nederland
zoowel als in de omliggende landen is omstreeks 1880 een zekere
verfrissching ontstaan, vooral tegenover de sleur en de
zelfgenoegzaamheid van de liberale bourgeoisie, ongeveer hetzelfde als
ook gebeurd is in de periode van de romantiek, een vijandig staan van de
jongeren tegenover de zelfgenoegzaamheid van de gevestigde menschen, die
maar geld verdienen en daarmee tevreden zijn. Na de Fransche Revolutie
heb je meer en meer gekregen een tevreden burgerij die zijn doel bereikt
had, die kon doen wat hij wilde en een hoop geld kon verdienen. Dat
platte, banale, b
|