wel wetend dat
sommigen een zekere soort honger beter bekomt dan het brood des levens,
leidde ik het gesprek in met een vraag naar de evolutie van zijn ideeen
sinds het verschijnen van zijn eerste werk. Aanvankelijk ging het weer
goed. In zijn geliefkoosde houding, een voet op 'n stoel, de elleboog
steunend op zijn knie, zette hij mij uiteen, dat van evolutie eigenlijk
geen spraak kan zijn. De lezer beoordeele of het betoog, dat ik hier
weergeef, de conclusie dekt:
"Zooals u waarschijnlijk weet, heeft "mijn Jordaan" een overweldigend
succes behaald, en uit de zeer groote rij van alle schitterende
besprekingen is o.m. een voor mij het opmerkelijkst geweest, en die is
pas gekomen, en wel de bespreking van Haspels. Mijn eerste boeken zijn
uitsluitend visionair en beladen met occulten geestesdrang geweest. Dat
zijn mijn ongelukkige in een heel vreemde psyche wortelende verzen. Mijn
"Meditaties" is een heel boek van transcendentale epiek. Het naturalisme
en realisme is meer een bepaalde overgangsvorm geweest van een school,
die zich tijdelijk op mij heeft afgestempeld. Maar de innerlijke kern
van mijn natuur is versmelting van deze drie dingen: tragiek, epiek en
lyriek. Het realisme is voor mij een uitwendig ding gebleven en zal dit
ook zijn. Ik smaad het niet, vooral niet. Ik vind ten slotte Rembrandt
een geweldig realist en Shakespeare ook, maar het zijn mystieke
realisten. Nu is men verbaasd dat ik met mijn "Melvina of de Legende van
den Vuurtoren" en "Saul en David" den z.g. romantischen kant uitga, doch
in mijn "Meditaties", toen was ik eenentwintig, ziet gij _precies_
hetzelfde: Ik keer terug tot iets dat altijd de grondtoon van mijn
wezen was. Haspels nu heeft gezegd, dat mijn "Jordaan" zoogenaamd
realisme is, uitsluitend verbeeldingskunst, geheel en al gedragen door
een ontzaggelijken visionairen stijl, "het werk van een genie" (ik haal
aan wat hij zegt!) dat zich met geweldig fantasmagorisch vermogen op de
realiteit werpt.
Ik wil slechts te kennen geven, dat een boek als "Jordaan" nooit door
zijn uitwendig realisme dit succes zou hebben behaald, als niet die
heele kunst gebouwd was op een innerlijken grondslag, een samenvatting
van allerlei dingen, die zich in mijn wezen volstrekt niet afzonderlijk
hebben ontwikkeld, maar waarin het zich breeder, sterker, rustiger
uitspreekt naar allen kant en zich op alle mogelijke manieren verdiept.
Er is een groote psychische en technische afstand tusschen het
schilderen van
|