, met een weee vereering ook van
zijn latere bombastische Adoratie's, mij toeschenen, de Schoonheid-zelve
te schennen. Overigens sloot ik mij niet voor wat er nog goeds kon
komen uit dien hoek, en ik zou blij geweest zijn, op een dag nog weer
het oude mooi terug te vinden. Van Van Deijssel en Verwey (ondanks alles
wat ik tegen hen had) bleef ik altijd een bewonderaar; Van Looy leerde
ik eerst later ten volle waardeeren.
Prikker daarentegen stond diametraal tegenover het beginsel-zelf van "de
Nieuwe Gids". Hij hoopte niets liever dan de heele bent "in compagnie
naar de haaien" te zien gaan. Er was in die houding, in zijn cynisme ook
tegen alle verheven edelaardigheden ontegenzeggelijk de noodige
blague,--maar hij was onderwijl een drommels oorspronkelijke jongen, met
een echt natuur-talent. Hoe dat--althans voorloopig, hij is nog
jong--niet tot zijn recht is gekomen, wil ik nu niet nagaan. Maar hij
had toch maar op zijn eentje uitgevonden, dat proza niet allereerst
moest zijn "het fel-rake woord," doch de stroomende volzin en de
periode,--en hij bracht die beginsels op boeiende wijze in praktijk. Hij
had eigen denkbeelden over schilderkunst en bouwkunst en sierkunst, die
dikwijls later als de juiste zijn erkend. Het is waar, hij leefde te
midden van allerlei geestelijke en artistieke stroomingen in Den Haag;
naast hem was ik zoo groen als gras; maar zeker is, dat ik heel wat van
hem heb geleerd.
Prikker was ook sociaal-democraat, aangesloten bij de S.D.A.P. _Ik_ had
zoo maar godsdienstig-philosophische en socialistische ideeen op eigen
houtje. Op een avond zei hij opeens: "je hebt de typische kop van een
anarchist." En toen mij dat scheen te vleien: "ik bedoel, een anarchist
is eigenlijk het type van een bourgeois...."
Inderdaad, ik was een anarchist! Eenigen tijd later hoorde ik van
Walden, ik las de beide brochures van Van Eeden; ik was overtuigd. Van
Eeden was mijn profeet, Walden mijn ideaal. Ik toog erheen, en mijn
geestdrift werd noch van streek gebracht door het vrijwel cynisch
gezelschap, dat ik daar ordeloos en tuchtloos leven vond op het
akelig-holle Kruisberg, noch door de koude douche van Van Eeden, wien ik
heel naief vragen kwam, welke boeken ik lezen moest, om mij nader in de
dingen van den heilstaat te bekwamen!
Als ik denk, hoe extra-bespottelijk ik mij daar op Walden maakte!--En
toch, in het winteravondrood achter de sparreboschjes van Walden heb ik
het onuitsprekelijk geluk gekend van de zekerhe
|