prek had geput.
We spraken dus en ten slotte vroeg ik hem wat toch de beteekenis is van
't beeldhouwwerk aan zijn schoorsteenmantel. Hij deelde het mij mede, en
een beschrijving van zijn (weliswaar niet huiselijken, doch
persoonlijken) haard moge niet alleen dit opstel, maar ook het relaas
van geheel mijn onderzoek besluiten en symboliseeren:
De hooge schouw is omgeven door een eikenhouten lijst, waaruit, te
weerszijden, het borstbeeld van een Faun en een denkerskop te voorschijn
treden. Zij kijken elkander aan over den haard van mijn gastheer, maar
men weet niet of ze elkander wel zien. De Faun heeft het oog gericht op
een figuur, bestaande uit twee dooreengevlochten driehoeken in een
cirkel. Hij stelt voor de natuur in haar dubbel-karakter van grilligheid
en planmatigheid. De denkerskop (hij gelijkt iets op Goethe in zijn
laatste jaren) ziet uit naar een stralende ster: hij stelt voor het
geestesleven, door het geestelijk Licht bestraald. Tusschen beide
borstbeelden slingeren guirlandes over den houten lijst, die elkander
halverwege in een vlammend altaar--den wereldhaard--boven den
menschelijken haard ontmoeten. Achter den Faun (in een afzonderlijk vak)
prijkt een boom, de natuurkracht; achter den Denker de duif met aureool,
aldus de geestelijke bezieling voorstellend.
Deze schouwlijst wordt geschraagd door zandsteenen zuiltjes, waaruit de
kop van den denker Plato en de kop van den dichter Dante te voorschijn
komen en de kamer in staren.
Het moet schoon zijn, zijn haard te vestigen tusschen natuurkracht en
geestelijke bezieling, wanneer die beiden elkander in een vlammend
altaar ontmoeten.
Moge onze Nederlandsche cultuur zich harmonisch en wel-bewust
ontwikkelen volgens dit symbool. Dan staan wij schrap tegenover
geestelijke vijanden die onze cultuur bedreigen--gelijk onze duinen,
waar deze menschelijke haard geplant is, schrap stonden en staan tegen
een materieelen belager.
Kerstmis 1913.
BIBLIOGRAPHIE:
De psychische afkomst van het oorzaakbegrip. Een studie tot kennis van
menschelijk denken (1895)--De norm der waarheid is in onszelf
(1897)--Idee-studies (1898)--Levensleer naar de beginselen van Spinoza
(1900)--Plutarchus als godsdienstig denker. Een gestalte uit de
Grieksch-Romeinsche godsdienstgeschiedenis (1902)--Wijsgeerige studies
(1904)--De weg tot het inzicht, eene inleiding in de wijsbegeerte
(1909)--Uren met Spinoza, een keur van stukken uit zijne werken,
vertaald en met een inleiding e
|