eld te
laten, en zelfs het onbeschrijfbare te beschrijven. Zonder dit te
bedoelen, kan men zooiets "uit zijn litteraire afkomst houden." Wat een
aanwensel, een overblijfsel was, heeft men verkeerdelijk voor den _aard_
van ons werk aangezien.--Er zijn bovendien enkele soorten van
beschrijving, die altijd goed en noodig zullen blijven; de stemming
gevende (doch zij zal, hoe langer hoe meer, liever suggereeren dan in
bizonderheden treden) en de enkel _psychologische_, die juist in
bizonderheden treedt, van een interieur bijv., om den bewoner ervan te
doen kennen. Een criticus--het was geloof ik Querido--zei eens van
zekere beschrijving van ons, dat zij stemmingloos was ... waar het
volstrekt niet om stemming was te doen! De opgenoemde voorwerpen even te
"omdompelen in goudgloed" ware niet zoo heel moeilijk, maar wel fout
geweest; het gold een opsomming van voorwerpen, welke, met een nauw
merkbaar lachje, de eigenaardigheden der bezitster moest te verstaan
geven.
Doch dat wij geen felle voorkeur hebben voor onze personen, dat pleit,
dunkt mij, enkel voor ons. Als er eene verdienste is, bijv. in ons "Huis
vol Menschen," dan is het de geestes-houding der schijvers, die al deze
menschen uit dat huis met een gelijke genegenheid aanzien. Scherp wordt,
om iets te noemen, Aristide's egoisme ontleed, doch de laatste maal dat
men hem ziet, het is wanneer Celestin hem vindt, in slaap gevallen bij
een kaars, en ontroert over zijn argelooze jeugd, zooals hij daar
slapend ligt, en stilletjes weer weggaat. Deze en dergelijke dingen vind
ik zelf, nu op een afstand van meer dan vijf jaren, het beste in "Een
Huis vol Menschen."
"Sprotje" kenmerkt dezelfde eigenschap. Sprotje lijdt niet door de
schuld der anderen. Haar moeder is een beste vrouw, haar zusters hebben
het wel goed met haar voor, Juffrouw Jonkers en de armetierige "Mevrouw"
kunnen het al evenmin helpen. Sprotje lijdt--omdat het in de wereld zoo
is, en omdat zij-zelf zoo is als zij is.
"Sprotje" is eigenlijk een zuiver historisch-materialistisch werkje,
maar het is zuiverder dan het waarschijnlijk zijn zou, indien een
historisch-materialistisch schrijver het geschreven had, omdat het
geheel zonder _tendenz_ is.
Zoo is ook--een criticus, de vaak diep-gaande Van Campen heeft het
opgemerkt--"De Vreemde Heerschers" een zuiver-socialistische
roman,--zonder dat het dit zoozeer bedoelde te wezen. Maar wij leven in
de tegenwoordige wereld, wij buigen ons aandachtig over die were
|