aan een van de hooggeplaatste vensterkens van Scheltema's "werkhok", en
zijn toen overeengekomen, dit beest een "gepensioneerd paard" te noemen.
Dit is niet maar een losse aardigheid van me, o lezer: Ik beweer dat ge
het volgende maar half begrijpt, als ge u niet telkens dit
gepensioneerde witte paard poogt voor oogen te stellen, zooals het dien
avond zorgeloos wentelde en sprong door de zomersche scheemring. Is niet
in de woorden van dezen dichter, ook als hij de ellende van het
menschenleven meet, een zorgelooze blijmoedigheid als van dit vrije
paard, dat ver van de menschen woont?
Adama van Scheltema is een breedgeschouderde, nogal gezette en blozende
kerel met een wilden Sudermann-baard. Hij is zeer donker van haar en
oogopslag. Hij beweegt zich langzaam en toch vrij. Zijn vrouw is heel
rank en heel blond en zweeft meer dan ze loopt.
Men leest in zijn blik dat hij veel van de waereld heeft gezien en toch
ook groote bescheidenheid, om niet te zeggen bedeesdheid. Hij spreekt
nogal moeilijk en houdt u toch gespannen. Zijn woorden komen traag;
daarentegen houdt hij, ondanks afdwalingen, aarzelingen en een zekere
verstrooidheid, steeds den draad van zijn verhaal vast, zoodat ons
gesprek rustig verloopt. Hij werkt ook zoo langzaam, vertelde hij mij.
Men voelt terstond hoe iedere gedachte bij hem een panorama van andere
gedachten wekt. Daardoor wordt hij natuurlijk wel eens afgeleid, vergeet
dat hij niet alleen is, kijkt een oogenblik het verschiet in dat zich
voor hem opdoet. Dit schijnt hem dan rust te geven en zichtbaar gesterkt
hervat hij het gesprek.
Hetgeen ik hieronder weergeef bespraken we voor een deel in een erker
van zijn woonvertrek, terwijl voor onze oogen het witte paard zijn
sprongen maakte; boven hem in een wat te deftige lijst hing het
ondeugend tronie van Jopie Bremer, ons aller vriend, (geschilderd door
Marinus Broekman),--en dat kwam goed uit, want hij vertelde in
echt-Amsterdamsche woorden van zijn Amsterdamschen tijd.[8] Later droeg
zijn vrouw fluks alle lampen van het huis bijeen, en schikte ze in
verschillende hoekjes, waar ze gezellige schijnsels gingen gieten, maar
de kamer met zijn Italiaansche pleisterbeeldjes en gravures lieten in
halfduister, waarin de gebeitste betimmeringen, de witte muren met de
nog geurende rieten lambrizeering een geheimzinnig effect deden: en toen
kwam het meer diepzinnig gedeelte van ons onderhoud.
Ik had hem vooraf geschreven wat ik ongeveer wilde weten, en
|