g postvatten, dat een centrale gedachte in principe te vinden
zou zijn?
Mijn gastheer beaamde dit, en hij verduidelijkte mijn bedoeling door te
spreken van den stap van het positivisme naar het idealisme. Het was
juist in den strijd tegen het positivisme, dat het idee van de
activiteit van onzen geest naar voren kwam. Waar de geestelijke
activiteit is, daar heeft ze haar eigen begrippen, daar stelt ze haar
eigen beginselen, daar stelt ze ook de centrale gedachte. Het lag in de
consequentie van den strijd tegen het positivisme, dat men de centrale
gedachte vond.
--De eenigszins wijsgeerig georienteerde lezer begrijpt, dat ik zeer
gesticht was door deze duidelijke verklaring. Hier had ik dan uit den
mond van een philosoof, die rechtstreeks stamt uit de Nieuwe
Gidsbeweging, die in die beweging tot wijsgeer is geschoold, een
bevestiging van mijn hypothese, dat de grond-idee, die bewust of
onbewust in de Nieuwe Gidskunst is neergelegd, is de pseudo-philosophie
van hen, die zeggen geen wijsgeer te willen zijn. De schijn-verlichtheid
van het Comtisme, het spooksel dat men had te overwinnen om uit de
kunst van tachtig tot een werkelijk hoogere trap van cultuur te
komen....
Het speet mij niet dat ik Bierens de Haan had afgeleid van Lotsy, met
wien hij, ik ontveins het mij niet, nog gaarne een appeltje had
geschild. En in mijn milde stemming liet ik hem nu maar voortspinnen aan
een denkbeeld, dat eigenlijk niet in mijn lijn lag,--al behoort het tot
het grootste dat het wijsgeerig vorschen ten onzent in de laatste
vijfentwintig jaar heeft opgeleverd.
... Maar--zoo hernam hij--om op de oudere Spinozisten terug te komen: Ik
heb met Lotsy verscheiden malen in "De Kroniek" gepolemiseerd, maar dat
bepaalde zich meestal tot het stellen van onvriendelijke noten van
weerszijden onder de pagina's. Wat mij overtuigd heeft dat Spinoza
inderdaad _idealistisch_ dacht, is het einde van de Ethiek, waar de
"intellectueele liefde tot God" als het hoogst bereikbare van het leven
gesteld wordt, als geheel liggend in de lijn van de volharding des
menschen in zijn eigen zijn. Daarom meende ik dat ook een idealistische
interpretatie van het Spinozistisch levenssysteem geoorloofd was. De
vrucht daarvan is geweest mijn boek "_Levensleer naar de beginselen van
Spinoza_," dat ik in 1900 uitgegeven heb bij Martinus Nijhoff.
Al meer ben ik toen ons geestesleven gaan opvatten als een bewustwording
van ons innerlijke wezen en in die lijn is mijn geh
|