ijd gelijk. Het andere bestanddeel zit
in het poetische wezen zelf, de scheppingskracht in het gedicht. Ik heb
daar al eens over geschreven in "De Beweging". Voor mij is een gedicht
niet een soort middelaar, waardoor een dichter zijn leven overgiet in
een lezer, maar een heel eigenaardig, onafhankelijk wezen, dat een
mysterieus, vruchtbaar leven heeft. Er is een inhaerente en latente
levenscheppende kracht in, de poetische potentie van een vers heb ik dat
genoemd, die is onverwoestelijk in elk goed gedicht en kan niet vergaan.
Wanneer je goed nadenkt, is de algemeene menschelijke ontroering in het
gedicht misschien zelfs maar een vooronderstelling van de poetische
potentie, omdat die als scheppende kracht hoofdzakelijk algemeene,
oergevoelens moet bewerken, al zijn die dan door een dichterhart
heengegaan en al hebben zij de trekken van zijn persoonlijkheid
gekregen. Ach, al die dingen bepalen elkander eigenlijk allemaal over en
weer, dat maakt de poezie juist zoo iets vreemds. Maar dat alles zien de
socialistische dichters als Henriette Holst en Gorter over het hoofd.
Over burgerlijk leven spreken ze, en over burgerlijke ideeen....
Maar--als ideeen uit werkelijk gloeiend leven zijn opgekomen, dan hebben
ze altijd waarde, en zoo hebben de groote socialistische ideeen waarde
als de andere. Dat is het juist wat alle tijdelijke ideeen redt voor de
poezie.... Zij leggen den klemtoon op het socialistische--ik op de
poezie. Het socialisme is iets accidenteels en het essencieele is de
poezie. Ik geloof dan ook niet, dat ooit iets dat werkelijk poezie is,
zijn waarde zal verliezen als eens een andere tijdsorde is aangebroken
met andere gedachten en andere verhoudingen. De groote waarde van de
kunst is juist dat ze al die tijdelijkheden overwint.
--Hiermede had Van Eijck de voornaamste punten van mijn schema
behandeld. Gevraagd of hij hier nog iets aan toe had te voegen, zeide
hij, even te willen spreken over zijn positie in de Nederlandsche
literatuur van onzen tijd:
--Ik ben--zoo begon hij--vaak uitgescholden (dat woord uitgescholden
deed het hier kostelijk!) voor volkomen richtingbewust. Ik ben dat in
zooverre, dat mijn streven er altijd op gericht is geweest ... och neen,
laat ik daar maar van zwijgen, daar heb ik straks al te veel van
gezegd..., en dat dan zuiver uit te drukken, maar men mag niet van me
denken, dat ik mijn geheele leven naar een intellectueel schema zou
opzetten, en daarvolgens zou leven en werken. Dat is
|