j die nimmer. Op zijn minst wordt de
werkelijkheid onzer herinnering totaal verfantaseerd en gecomponeerd tot
een nieuw geheel. Het gebeurt ons niet zelden, dat wij er niet meer in
slagen, ons de werkelijkheid zelve, die tot een schepping aanleiding
gaf, nauwkeurig te binnen te brengen.--_Portretten_ komen in ons werk
weinig voor; komen zij voor, dan betreft het hoogstens de _uiterlijke_
verschijning eener bijfiguur, die wij opeens voor ons zien.
Zoo "Een Huis vol Menschen"; zoo "De Vreemde Heerschers." Een jonge
schilder, van wien uiterlijk Aristide wat heeft, zijn wij eens
tegengekomen, in de huisgang, met een meisje, dat wij voor een
grisettetje hielden. Een juffrouw, die pastoorshoeden verkocht, zagen
wij in haar "magasin," toen wij haar appartement wenschten te huren. En
een oud, lief dametje, dat blijkbaar in ons huis woonde, vroeg mij
tweemaal op straat, hoe het met mijn vrouw ging, zij had iets van ziekte
bij den concierge gehoord.... Hoe zij heette, wie zij was, of op welke
etage zij woonde, weten wij niet, en Jozette zal zij wel nooit hebben
gekend. Van Celestin is alleen de karbonkel op zijn muts authentiek.
Van die menschen, over wie wij verder ook niet meer dachten of spraken
voor wij het plan opvatten van dat boek, wisten wij dus al heel weinig
af; een indruk hunner persoonlijkheid; verder zijn zij geheel creaties.
En bij dat creeeren, uit allerlei onvermoede verten van uw leven, komen
dan verwonderlijk en vanzelf de tallooze trekken op u af, die gij noodig
hebt.
Maar "Sprotje" is _louter_ verbeelding. De figuren leven zoo innig,
nietwaar, dat ik u eerlijk moet zeggen, mij niet meer te kunnen
voorstellen, dat zij niet werkelijk bestaan.
En toch heeft de schrijfster ze geen van alle gekend. Voor de
voornaamste figuren, Sprotje zelf, de moeder, de zusters, Hein, Juffrouw
Jonkers, zou zij zelfs niet zekere prototypen, tenzij het _algemeene_
menschentype, kunnen aanwijzen. Slechts voor enkele bijfiguren stonden
haar een paar gekende menschen soms een oogenblik voor den geest.
En aan die waarachtige algemeen-menschelijkheid, aan dat geschapen-zijn
uit de diepte der menschheid zelve, dankt "Sprotje" ongetwijfeld de door
ieder erkende zeldzame qualiteiten, waarover de echtgenoot der
schrijfster dus zeker niet zedig hoeft te doen.
Uw vraag ten slotte: wat ik denk van de kunst in een eventueel
socialistische toekomst "waarin economische en daarvan min of meer
afhankelijke zedelijke conflicten werden ver
|