de Nachtwacht en van de Staalmeesters, maar toch is het
visionair en innerlijk vermogen van een Rembrandt volstrekt essencieel
en niet iets nieuws brengends geweest toen.
Ik geloof, permiteer mij den overgang, dat ik onbewust in mijn natuur
altijd mijzelf trouw ben gebleven. Ik ben begonnen met visionair werk:
mijn "Meditaties". Ik heb toen een rauw en uiterst realistisch boek in
de wereld geschopt: "Levensgang", waarin twee elementen door plastisch
vermogen zijn samengevat, n.l. aan den eenen kant een door uitwendigen
waarheidszin beheerschte realistiek, terwijl het boek aan den anderen
kant verloopt in romantiek. Ik meende dat ieder ding in zijn waren,
diepen, uitwendigen waarheidsvorm moest worden gezegd. Daar ben ik in
"Menschenwee" van teruggekeerd. Dat boek heeft een heel groote beweging
in Nederland gebracht. In "De Jordaan" ben ik daar nog verder van af
gekeerd, en zoo had ik gelegenheid een boek te geven waar geen enkel
zoogenaamd--gelijk de burgerlijke moraal het noemt--onverkoren woord in
voorkomt. Het is voor mij geweest het scheppen van tallooze driften en
hartstochten, maar vast aan den mensch. Ik wilde geen ideeen en
symbolen, maar groote menschelijke innerlijken scheppen, waar van zelf
de ideeen en symbolen in leven....
--Ter verklaring van dezen overgang merk ik op, dat ik Q. geschreven
had, over "Ideeen" te willen spreken en denkelijk wel bij hem te boek
sta als iemand, die zich voorloopig nog te veel in wijsgeerige studien
verdiept. Ik zal ook wel gevraagd hebben naar den _ideeelen_ inhoud van
zijn werken.--
Het najagen van een idee en van een symbool, ging hij voort, vind ik
ondergeschikt aan het scheppen van menschen die zelf ideeen en symbolen
hebben. Het symbool moet geboren worden uit den mensch, en niet de
mensch uit het symbool. Uit de innerlijkheid van de menschelijke natuur
moeten voor mij idee en symbool doorbreken. Vandaar dat ik Shakespeare
boven Goethe stel. Geen enkel symbool kan boven de groote
menschenscheppende kracht van den wezenlijk innerlijk menschelijk
scheppenden kunstenaar uit. Die omvat het allemaal. De meest ijle
geestelijke sfeer, waarin verschillende figuren van Shelley leven,
afzonderlijk genomen als symbolische ideeen, zijn met hun innerlijk en
hun hartstocht eerst menschen geworden en tegelijkertijd symbool in
Shakespeare.
Dat heb ik altijd sterk gevoeld. In "De Jordaan" heb ik gegeven de
figuur van Stijn, die in de critiek tot de grootste bewondering
aanleiding
|