et sommige passages uit "Levensgang"
op een lage manier gewerkt, en werd ik voorgesteld als iemand, die
liefst in het vuil wroette. Maar dat is ook Zola, en alle groote
realisten naar 't hoofd gesmeten.
Er is groot verschil tusschen het realisme in "Menschenwee" en het
realisme in "Levensgang"....
De eenige man, die werkelijk heftig tegen mijn boek te keer is gegaan,
was mr. Van Hall in "De Gids". Hij zeide zoo ongeveer, dat hij zich niet
kon voorstellen, dat iemand van eenige beschaving zoo'n boek niet met
grooten afschuw aanvaardde. Maar wil ik u nu eens een aardige
bijzonderheid vertellen? Een paar weken eerder kreeg ik een brief van
dr. Bijvanck, eigenlijk den voornaamsten redacteur van "De Gids" ... en
over dien brief heb ik zeven jaar het stilzwijgen bewaard, terwijl van
het gezegde van mr. Van Hall op alle mogelijke manieren in de kleinere
blaadjes misbruik werd gemaakt. Maar nu dr. Bijvanck niet meer aan "De
Gids" is, mag ik spreken. Het is werkelijk karakteristiek! Hier heb ik
hem. Als u eens met mij mee wil lezen:
"... Zoo wat haastig doorlezend, werd ik telkens getroffen door uw
wonder talent van beschrijving en dramatiseering van tooneelen, een
talent, dat waarlijk niet afneemt, als men het boek verder doorleest, en
nog eens op 't laatst schitterend uitkomt in het "Dwergje".... Tusschen
de beschrijvingen van het ruwe niet alleen een element van extase, maar
ook van sentimentaliteit. Gij behoeft deze opmerking niet te vergeven,
want het is een compliment...."
Ik ben toen ook in anti-critiek getreden tegen Coenen, van wien ik vond,
dat hij mij op zeer onbillijke manier had besproken. Eigenaardig is, dat
hij wel wees op het kolossale te veel, dat ik geef, maar met geen enkel
woord repte van de sobere gedeelten. Anders was het met Marcellus
Emants, die zei: "U hebt groot talent, er staat veel te veel in uw boek,
maar toen ik kwam aan de figuur van Eva, toen vond ik dat een juweel van
beschrijving! Daar is geen woord te veel of te weinig in...." Maar
Coenen wist daar niets van te zeggen, die wees alleen maar op het te
veel.
In het algemeen heb ik van mijn roman-debuut zeer veel succes gehad, en
dat werd nog sterker, toen ik na een paar jaar van afzondering
"Menschenwee" de wereld instuurde. Maar, laat ik het erkennen, het
ontzaglijke succes van dat werk heeft mij veel vijandschap berokkend.
Nooit heb ik den nijd en de afgunst van collega's zoo zien toenemen als
na de verschijning van "Menschenwee". Ik
|