e deel van mijn meditaties af had, werd
mij plotseling mijn roeping nog duidelijker. Ik begreep, dat ik niet
alleen critieken moest schrijven--hoewel ik voelde, het schrijven van
critiek tot een groote hoogte te kunnen opvoeren--maar dat ik mij
beslist moest gaan uiten in beeldend werk. Nu doet zich een
eigenaardigheid voor: ik heb nooit kleine schetsjes willen maken ... ik
moest ineens het enorme omvademen. Niet omdat ik groot wilde doen,
meneer ... d'Oliveira....
Ja? Ik luister....
--... maar omdat de drang naar groote lijnen in mij geboren was. Ik heb
niet twee dikke deelen geschreven, omdat ik dikke deelen wilde schrijven
... heelemaal niet, en Van Deyssel heeft dat in zijn critiek op
"Menschenwee" later treffend juist gezegd: Bij Querido is het niet
alleen de hoeveelheid, maar ook de manier, waarop de reusachtigheid van
zijn schepping ontstaat, die onze waardeering verdient.... Ik wilde
orkestreeren, en daardoor ontstaat juist mijn gebrek, waar ik straks
over sprak.... Ik voel het polyphonisch-literaire. Maar geen enkel
detail mag verloren gaan door de grootheid, binnen de groote lijnen
moeten de subtielste bijzonderheden tot haar recht komen.... Niet een
opeenstapeling van details brengt een groot geheel.
Toen ik nu aan Heijermans mijn voornemen mededeelde, keek die raar op:
He, zei-die, ga je daar zoo plotseling mee beginnen? Daar breng je nooit
iets van terecht, kerel; je hebt nog nooit iets van dien aard gedaan ...
je moet je eerst voorbereiden door kleine schetsjes....
Hij begreep mij ook niet, en ... vergiste zich. "Levensgang" had veel
succes, en er komt nu een vijfde druk van uit bij Veen. De figuur van
Bresser werd een ongeevenaard meesterstuk in onze literatuur genoemd.
En nu moet ik u nog even spreken over het vreeselijke realisme in dat
boek. Er is in onze critiek iemand, die over "Levensgang" mooie dingen
heeft gezegd,--ik bedoel dr. Van Deventer--maar over den schrijver een
treffend juist ding: hij noemde mij namelijk: de zelfkweller. Meneer!
Nooit is er een betere naam voor mij bedacht! Nooit! Van nature walg ik
van het gemeene en grove. Maar ik heb gemeend, dat het smerigste en het
gemeenste noodig waren, om de waarheid niet te kort te doen. In den
dialoog wilde ik naast het scheppende gedeelte behouden: het locale
element, ook al was dat gemeen en ordinair. En ik heb tot mijn vreugd
ondervonden, dat de beste schrijvers in ons land aan mijn realisme geen
aanstoot hebben genomen. Later is m
|