ren, omdat ik overtuigd
ben, dat iemand in zijn eenvoud, wanneer hij maar tracht zichzelf te
zijn, de subliemste momenten bereikt. Daarom ook voel ik mij in de
Nederlandsche literatuur het meest aangetrokken tot Van Looy, omdat
niemand meer dan hij in onze moderne literatuur dat bereikt heeft: de
verheerlijking van het leven en de goddelijkheid van den mensch te
bewijzen in zijn woord.
--Hier merkte ik op, dat mij nu, evenals in de beschrijving van zijn
wording als schrijver, getroffen had, hoe hij uitging van het gewone
dagelijksche leven en hierbij stilzwijgend aannam, dat dit overwegenden
invloed uitoefende boven het hooger geestelijk leven, ja, daarboven te
stellen was. Is dit inzicht van mij juist? vroeg ik.
--In zekeren zin komt het daarop neer. Het diepste gevoelsleven kan zich
dagelijks in de meeste dingen uiten, en juist wanneer je er hard naar
streeft, zul je het niet bereiken. Wanneer je gewoon maar je gang gaat,
en doorvoelt wat je voor de hand vindt te liggen en je het mooiste
vindt, dan zul je heel dikwijls vanzelf het sublieme bereiken.
Ik kan dit ook toepassen op het terrein van de kunst. Er is een boel
zoogenaamde didactische literatuur geschreven, waarin getracht wordt de
menschen beter en braver te maken, terwijl de echte artiest wel weet,
dat dat allemaal eenvoudig verkeerd is en je niets beters kunt doen dan
mooie dingen maken. Dat komt doordat juist het aller-subliemste in den
mensch, het edelste, door iemand die er didactisch naar zou streven niet
kan worden bereikt. U moet weten, ik ben nu een beetje vol van de
"Heilige Tocht" van Prins, omdat ik dat boek juist ernstig bestudeerd
heb. Ik heb er van geschreven: dat er absoluut geen moralistische
strekking in gezocht kan worden, maar dat er wel een hoog moreele, of
liever ethische, werking van uitgaat, omdat er ethisch niets hoogers
bestaat dan de schoonheid. Ik geloof, dat iemand alleen maar goed is in
zijn schroomvollen eerbied voor het heilige, het kinderlijke en het
vrouwelijke. Wanneer men dat gevoelt is men goed. Maar zoodra men gaat
denken, komt men tot allerlei vertroebelingen. Dat zou Vader Cats den
menschen in zijn gedichten niet hebben kunnen vertellen, niet waar?
Zoodra je didactisch te werk gaat, moet je de menschen al redeneerend er
toe brengen goed te zijn. Maar wanneer je de menschen kunt ontroeren
door schoonheid, dan worden zij vanzelf goed. Ik herhaal: het is nooit
mijn bedoeling geweest, de menschen met mijn boeken beter te
|