ter van
de Vereeniging van Letterkundigen is geworden, merkte mij onlangs op: ik
heb met de maatschappij niets te maken, die gaat mij niets aan. Ik vind,
dat de artiesten midden in de maatschappij moeten staan, en al wat zij
de maatschappij ten goede kunnen brengen, moeten zij geven. Ik vind het
een abnormale toestand, dat tegenwoordig door lichamen, die heelemaal
buiten de kunst staan, wordt geoordeeld over allerlei zaken van
schoonheid. Dit oordeel moet weer komen aan de geschoolde kunstenaars,
zooals het vroeger, en zeker in de middeleeuwen, is geweest. Denkt u,
dat die enorme werken in de middeleeuwen, die kathedralen, zouden
ontstaan zijn, zonder dat het artistieke element een ontzaglijken
invloed heeft gehad? Als toen de macht in handen was geweest van
menschen, die het te doen was om zooveel mogelijk geld te sparen en hun
politieke bedoelingen te verwerkelijken, dan waren die groote werken
nooit tot stand gekomen. Doch het is waar ... die groote eensgezindheid
van toen werd door het geloof geinspireerd.
De bedoeling van het Verbond van Kunstenaarsvereenigingen is tweeledig:
naar binnen en naar buiten. Naar binnen is het doel, om door
voortdurende aanraking van verschillende artiesten onderling, vooral
door ze te leeren samenwerken aan de gewoonste dingen, te doen ontstaan
meer eenswillendheid, daardoor meer harmonie, en zoo, willen wij hopen,
in een toekomst die ik heelemaal niet beleven zal, te krijgen een
monumentaler kunst. Wij kunnen niet meer komen tot den toestand van de
middeleeuwen, doch nu wij ons bewust zijn welke de groote voordeelen van
dien toestand zijn geweest, kunnen wij toch in die richting streven. En
naar buiten is de bedoeling eenvoudig, aan den geheelen artiestenstand
meer macht te verzekeren, en dan bedoel ik natuurlijk macht in de zaken
die hun het meest ter harte gaan. Vanaf de groote renaissance hebben
alle kunsten zich eenzijdig ontwikkeld, niet alleen de verschillende
kunsten, maar ook in de kunsten zelf de verschillende richtingen. Dat is
heel goed, daardoor zijn tal van verfijningen ontstaan, die anders nooit
zouden zijn geboren, wanneer men zich niet gespecialiseerd had, maar
daardoor is verloren gegaan de groote samenwerking tusschen de kunsten
onderling, en zoo ook het monumentale. Die kathedralen, die alleen door
de eensgezindheid van talrijke kunstenaars konden ontstaan, die zijn
voor mij het symbool van deze samenwerking. Op een manier die
voortgekomen is uit mijn inzicht in he
|