egde zijn linkerhand, vingers gespreid, voor zijn oogen en
sprak met passie:
--Ik ben heelemaal niet wat men zou kunnen noemen: een realistisch
waarnemer. Ik heb tijden, dat ik neig naar contemplatie, dat ik niets
zie. Maar dan klinkt er een bestraffende stem in mij: Neem waar! En dan
kijk ik rond, en zie alles, alles! Maar dat duurt nooit lang bij me;
uitwendig waarnemen is iets, dat ik niet kan volhouden ... ik moet met
mijn innerlijk leven ingaan op de dingen ... ik kan de dingen niet klein
zien: ik moet ze vergrooten, doorlichten ... ik moet er heelemaal door
vervoerd worden.... Ik heb niets aan de realiteit!
--O lezer! Querido kan geen woordje, geen enkel woordje, "gewoon",
onverschillig zeggen. Zijn hooge stem beeft voortdurend van ontroering,
je voelt zijn zinnen worden, je ziet zijn lippen vertrekken en lachen en
grijnzen ... je hoort zijn breede borst zwaar hijgen ... je denkt ieder
oogenblik, dat hij zal neervallen, uitgeput. Maar hij is meester over
zichzelf, weet het woud van emoties, dat voor zijn oogen rijst bij het
kleinste zinnetje, terug te dringen, loopt telkens weer frischjes en
kalmpjes van stal.
--"Dat leventje, meneer...."
--"Ja, ik luister!"
--Dat leventje dan duurde zoo tot mijn achttiende jaar. Toen maakte ik
kennis met mijn vrouw, die een buitengewoon artistieke persoonlijkheid
is--en die heeft mij mijn kunstenaarschap bewust gemaakt. Die heeft
onmiddellijk gezien--zooals zij het noemde--mijn zeer grootsche en
oorspronkelijke levensopvatting. En op haar aandringen ben ik gaan
schrijven. Ik begon met heel individualistische gedichtjes, zonder iets
af te weten van de Nieuwe-Gids-beweging, die parallel liep met wat ik
zelf wilde, maar dat ontdekte ik pas later. Die gedichtjes van mij
werden o.a. door Toorop hoogelijk bewonderd. Ik zag echter vrij gauw in,
dat 't zeer onrijpe dingetjes waren, waarin zich een bijzonder streven
van mijn natuur openbaarde, en ik ben om die gedichtjes buitengewoon
uitgelachen. Ik had echter een diep vertrouwen in mijn eigen ziel, in
mijn eigen kunstenaarschap ... ik werkte door ... en een jaar later
verschenen mijn "Meditaties over literatuur en leven".
Toen reeds was er een van de scherpste critici uit dien tijd, die in de
groene "Amsterdammer" uitsprak: dat ik de eigenschappen van Kloos,
Gorter en Van Deyssel bijeen had en een reusachtig kunstenaar zou
worden. Dat is nu tien jaar geleden. Het was mijn eerste boek. Ik ging
daarin vooral heftig te keer teg
|