FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27  
28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   >>   >|  
n zoo talrijk en zoo diep, alsof haar niets meer overbleef dan de huid op het gebeente. Deze eenhandige man was de baanwachter Jan Verhelst. Terwijl hij nu, om wat adem te scheppen, op de kruk zijner spade rustte en den blik naar de oude vrouw hield gericht, kwam een stille glimlach op zijne lippen zweven. Hij zag hoe de vrouw met de handen door de lucht en langs het loover tastte en scharrelde om iets te bereiken, dat hare aandacht had opgewekt. Het gezochte en eindelijk ook gevonden voorwerp was eene kamperfoelie-bloem, die wel twee voet boven haar hoofd hing. Zij greep ze met eene soort van zenuwachtige, kinderlijke blijdschap, rook er eene wijl aan en stak ze dan aan haren boezem. De baanwachter stapte tot de oude vrouw en zeide haar, lachende: "Ha, ha, moeder, nu betrap ik u! Gij klaagt altijd, dat gij geenen reuk meer hebt. Wie heeft u dan gezegd, dat er eene bloem boven uw hoofd hing? Gij kunt ze niet zien, en toch hebt gij ze gevonden." "Ja, gij weet het wel, Jan," antwoordde zij, "er zijn zoo enkele dagen, als de lucht geheel stil is, dat ik nog iets of wat kan ruiken. Mij dunkt dat het vandaag of morgen zal donderen; mijn rheumatiek been doet mij zeer." "Inderdaad, moeder," bevestigde de baanwachter, "er is verandering van weder ophanden. Ginder, zeer verre achter den molen, hangt een zwart schof. De lucht was ook zoo zwaar vandaag, dat de vogelen in het lommer zaten te gapen." "Kom, Jan, zit wat nevens mij, dat ik u hoore spreken.... Ach, blind zijn is toch wel ongelukkig; een eeuwige, droeve nacht zonder einde!" Zich op de houten bank aan hare zijde nederzettende, greep de baanwachter hare hand en zeide met zoete deelneming: "Moeder, gij zijt weder treurig gestemd vandaag. Zeker, blind zijn is een groot ongeluk, maar God heeft het zoo gewild, en wat men niet kan beteren, moet men met geduld verdragen. Gij zijt toch omringd van kinderen, die u eeren en liefhebben, en u ontbreekt immers niets?" "Het is hier altijd zoo stil en zoo doodsch!" mompelde de oude vrouw. "Toen wij in de stad woonden, hoorde ik allerlei geruchten; het geroep der lieden, het rollen der wagens en koetsen, het geroffel der trommels van voorbijtrekkende soldaten en somwijlen muziek, o, dan voelde ik mij leven!" "Maar," bemerkte Jan Verhelst een weinig verwijtend, "hier galmen de stemmen der vogelen, en te huis kouten, zingen en schreien onze kinderen...." "Dit is altemaal te stil, te stil voor eene arme blinde, die
PREV.   NEXT  
|<   3   4   5   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27  
28   29   30   31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   >>   >|  



Top keywords:

baanwachter

 

vandaag

 

moeder

 

Verhelst

 

kinderen

 
gevonden
 

altijd

 

vogelen

 

schreien

 

deelneming


houten
 

nederzettende

 

eeuwige

 

lommer

 

blinde

 

achter

 

ongelukkig

 
droeve
 

zonder

 

spreken


nevens

 

altemaal

 

zingen

 

verwijtend

 

geruchten

 

geroep

 
weinig
 
lieden
 

allerlei

 
hoorde

woonden

 

rollen

 

wagens

 
somwijlen
 

muziek

 

soldaten

 

voorbijtrekkende

 

koetsen

 
geroffel
 

trommels


bemerkte

 

galmen

 

mompelde

 

voelde

 

kouten

 

gewild

 
beteren
 
ongeluk
 

treurig

 

gestemd