zou vernemen. Zij had zijn edelmoedig voorstel in den
eerste met dankbaarheid aanvaard; maar welhaast was het haar blijkbaar
geworden, dat zij te Bolderhout niet langer mocht blijven. Zij kon
toch zich nergens vertoonen, zonder dat zij door de inwoners werd
beleedigd. Haar goede zoon Sander moest hooren, hoe zijne vorige
schoolmakkers hem den scheldnaam "Moordenaar! moordenaar!" achterna
riepen, en de arme jongen had sedert drie dagen den waggon niet meer
durven verlaten. Zijn onderwijzer alleen was goed en vriendelijk voor
hem gebleven. Om bij hem eenigen raad en eenigen troost te halen,
moest Sander de duisternis afwachten en langs afgelegene wegen ten
zijnent gaan.
In de gedachte dat de notaris zou sterven en Jan Verhelst door
plichtverzuim zijnen dood had veroorzaakt, vonden de dorpelingen eene
schijnbaar gegronde reden om zijne vrouw en zijne kinderen te haten;
maar zij zouden hen toch niet zoo meedoogenloos gevolgd hebben, indien
de oudste zoon van den notaris door zijne onophoudende beschuldigingen
en wraakkreten ook de besten niet tot wreedheid had aangehitst.
Mie-Wanna had dus besloten, Bolderhout te verlaten en met haar
huisgezin naar de stad te trekken. Wat ze daar ging doen, wist ze niet
wel. Misschien dreef eene onbestemde zucht om nader bij haren man te
zijn, haar aan tot het nemen van zulk gewichtig besluit? Zij zou een
klein huisje of een paar kamers in een voorgeborcht huren, haar weinig
goud en eenig overtollig huisraad verkoopen en--moest het later ook
geschieden--uit werken gaan en door slaven en sparen hare oude
schoonmoeder en hare kinderen het dagelijksche brood bezorgen ... tot
betere tijden!
Want dat haar man welhaast in vrijheid zou worden gesteld, dit
geloofde zij niet meer. De nuttelooze pogingen door haar aangewend om
hem te mogen bezoeken of iets van hem te vernemen; zijne onmiddellijke
vervanging als baanwachter; de haat, de zegevierende bedreigingen der
lieden van Bolderhout, dit alles had haar de overtuiging ingedrukt,
dat haar ongelukkige man niet tegenstaande zijne onschuld zou
veroordeeld worden tot eene langdurige gevangenis.
Stilzwijgende stapte zij nu in den glibberigen veldweg voort.
De grootmoeder en de kinderen, die hare hopelooze overtuiging niet
deelden, drukten nu en dan eene troostende overweging uit; maar
Mie-Wanna, uit schrik van hen diep te bedroeven, antwoordde zeer
zelden, en dan nog door een kort gezegde.
Zij hadden een goed eind weegs in zulke doodsche s
|