oe kon dan
het ongeluk gebeuren?"
"En indien iemand de barreelen had geopend?"
"Dit is niet mogelijk, substituut. De baanwachter is gehouden, de
barreelen toe te schuiven eenige minuten slechts voor den doortocht
van den trein. Het was een ijselijk weder; het donderde en hagelde,
als zou de wereld vergaan. Alle menschen hielden zich met angst
verscholen. Wie zou dan uit enkel vermaak den storm getrotst hebben om
de barreelen te gaan openen? Jan Verhelst had geenen enkelen vijand.
Voor het ongeluk was hij door iedereen geacht en bemind. Neen, neen,
hij is schuldig. Ter oorzake van het schrikkelijk weder is hij in
zijnen waggon gebleven en heeft door zijne laffe nalatigheid mijnen
vader en onzen koetsier doen verongelukken."
"Laat ons hopen, Frederic, dat uw vader zal genezen. Hij alleen kan
uitspraak doen over het lot van den armen baanwachter."
"Maar, substituut, mijn vader zal niets weten te zeggen dan dat de
barreelen open waren. Gij begrijpt het immers wel? Anders toch zou
onze koetsier de tilbury niet over de spoorbaan gevoerd hebben. Ik ben
wel overtuigd, dat de rechters den trouweloozen baanwachter zullen
veroordeelen."
"Misschien! Bij gebrek aan getuigen blijft er immer twijfel."
"Ha, dit zou ik willen zien, dat men zulke schuldige nalatigheid
ongestraft liet! En om zeker te zijn, dat men de plichtigheid naar
behooren zal pleiten, wil ik mij tot burgerlijke partij opwerpen en
eenen beroemden advocaat aanstellen om wraak te eischen tegen hem,
wiens verzuimenis de oorzaak is van het bloedig ongeluk."
"Dit zou ik waarlijk niet doen, Frederic," zeide de substituut, het
hoofd treurig schuddende. "Indien de rechters den baanwachter
vrijspreken, zal het ongetwijfeld zijn, omdat zijne plichtigheid niet
genoeg is bewezen. Verschrikt u de gedachte niet, dat gij eenen
onschuldige zoudt kunnen doen veroordeelen?"
"Maar ik acht mij overtuigd, dat hij de barreelen heeft opengelaten!"
"Heb toch eenig medelijden met zijne blinde moeder en met zijne
ongelukkige kinderkens! Ach, haddet gij als ik die arme lieden gezien,
hopeloos, weenend, klagend...."
"Ik heb ze gezien, substituut. In het geheim heb ik mij tranen uit de
oogen geveegd, tranen van medelijden met het lot van zijn onschuldig
huisgezin, bovenal met het lot van zijnen zoon Sander, een goed en
verstandig kind, dat wij allen liefhadden. Maar ik heb de deernis in
mijn hart versmacht en geweld op mij zelven gedaan, om een baanwachter
te kunnen haten.
|