FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   >>   >|  
s aten zij kiekens en pasteien. Ook duurde het niet lang, of de groote schotel was zoo schoon uitgeveegd, als hadde men hem eerst afgewasschen. De blinde vrouw alleen was achtergebleven, doordien zij moeite had om met de vork hare spijs te vinden; maar nu hielpen haar van den eenen kant de baanwachter en van den anderen zijn zoon Sander. Beurtelings brachten zij met liefdevolle bezorgdheid de grootmoeder het eten aan den mond. Intusschen had Mie-Wanna eene lamp aangestoken; want het was daarbuiten donker geworden. Nu haalde de blinde het korfje voor den dag, dat zij onder haren stoel had verborgen gehouden. Wat men er ook tegen inbracht, zij wilde de prachtige aardbezien uitdeelen. Men moest, zeide zij, voor elk eene telloor zetten en de uitgedeelde aardbezien er op leggen, totdat ieder zijn deel zou hebben. Men voldeed eindelijk aan haren wensch, en zij reikte de vruchten naar alle kanten uit, terwijl zij zeide: "Dit is een voor Barbeltje, dit voor Dries, dit voor Mie-Wanna, dit voor Jan, en deze groote is voor mij.... Nu weder opnieuw van de meet af aan!" Men begon de lekkere vruchten te eten en roemde hoog haren voortreffelijken smaak; maar welhaast deed de baanwachter zijne kinderen een teeken, dat door hen begrepen werd; want zij hielden van eten op, alhoewel zij de lippen verroerden en hoorbaar smakten, om de blinde te laten gelooven, dat zij voortgingen met het genieten der sappige vruchten. Onderwijl legden zij tersluips van hunne aardbezien op de telloor der grootmoeder, totdat deze eindelijk uitriep: "Het is wonder! Ik, die zot ben naar aardbezien, kan bijna niet meer gapen, zooveel dunkt mij, heb ik er van gegeten." "Nog zoo weinig, Meken!" bemerkte Sander. "Zeker wel twaalf of vijftien, kind." "Niet meer dan zes of zeven, Meken, wees zeker." "Het is misschien, omdat ze zoo uitermate groot zijn. Ik kan toch niet meer. Er liggen er nog wel acht of tien op mijne telloor, ik voel het. Hebt gij mij niet weder bedrogen uit genegenheid? Het is gelijk. Daar, Mie-Wanna, zet mijne telloor weg tegen morgen, voor ons Barbeltje!" De baanwachter, die sedert eenigen tijd meer dan eens zijn zilveren uurwerk had uitgetrokken en bekeken, moest nu weder de barreelen gaan sluiten, omdat er een trein voorbij zou rijden. Toen hij terugkwam, vond hij de tafel geheel afgediend. Zijn zoon Sander was bezig met zijne blinde grootmoeder te vertellen van vreemde landen, waar leeuwen, tijgers en olifanten
PREV.   NEXT  
|<   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30   31   32  
33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   56   57   >>   >|  



Top keywords:

blinde

 

aardbezien

 

telloor

 

baanwachter

 

vruchten

 
grootmoeder
 

Sander

 

Barbeltje

 

totdat

 

eindelijk


groote
 

afgediend

 

gegeten

 

rijden

 

geheel

 

weinig

 

terugkwam

 
bemerkte
 

zooveel

 

tersluips


uitriep

 

tijgers

 

legden

 

Onderwijl

 

voortgingen

 

genieten

 
olifanten
 
sappige
 

leeuwen

 
vertellen

twaalf

 

vreemde

 

landen

 
eenigen
 

gelooven

 

liggen

 

sedert

 

morgen

 
gelijk
 

genegenheid


bedrogen

 

sluiten

 

vijftien

 

barreelen

 

uitermate

 

zilveren

 
uurwerk
 
bekeken
 

uitgetrokken

 

misschien