moeder kondt zijn," sprak de meewarige man.
"Mijn kind! mijn kind!" snikte de grijze, en toen zij klappertandende
het glas water had leeggedronken, volgde vraag op vraag, maar bleef
ieder antwoord onbevredigend;--Eefje was wat wispelturig van humeur
geweest; Eefje was vertrokken, wegens ongesteldheid; dit was alles, wat
haar te laste werd gelegd; alles, wat men van haar wist. Het was
ongeveer drie maanden geleden!
Vergeleken met Parijs, met Londen zelfs, is Amsterdam, in de oogen van
den wereldburger, wel geene kleine stad; maar trots den vijfdubbelen
ring van grachten, om hare oude burgtwallen geslagen, toch geen doolhof,
waarin het hem onmogelijk zou zijn, den eersten den besten, dien hij
zocht, op het spoor te komen, hoe deze zich ook schuil houden mogt. En
echter, voor mijn arm blaauwbessenvrouwtje was de ruimte, welke zich bij
deze woorden voor haar ontsloot, was het velerlei verschiet, dat zij
beurtelings verpligt zoude zijn in te slaan, schier verbijsterend. Waar
was Eefje? hoe zoude zij haar kind weervinden? Slechts een gebouw
teekende zich op ieder tooneel, dat voor hare oogen dwarlde, scherp
tegen de lucht af; het was de huizing, waarin de armoede vergeten
wegsterft; het was de St. Pieterspoort, het was het _Gasthuis_.
Onwillekeurig had vrouw Hendriksz de handen, die in haren schoot lagen,
gevouwen, en zonder dat hare lippen prevelden, zagen de omstanders het
haar aan, dat zij God om sterkte bad; er was niemand onder hen die ze
der moeder niet toewenschte.
"Hebt gij hier geene kennissen, geene vrienden?" vroeg de heer des
huizes, bewogen.
"Onder de mindere menschen wel; maar die zullen mij weinig kunnen
helpen, als--Ooh, Mijnheer! al ben ik hare moeder, zeg het mij maar
ronduit,--Eefje heeft zich hier immers goed gedragen?"
"Wat wispelturig, zooals ik u zeide ..."
"Maar--toch--eer--lijk?"
"Ja, vrouwtje! ja!"
"Goddank, Mijnheer!" er sprongen tranen uit de oogen der grijze
vrouw,--"en" voer zij voort; doch het woord wilde de keel niet
uit;--"daar valt mij een huis in; Mevrouw van ----," en zij noemde een
bekenden naam--die Mevrouw zal zeker wel weten, waar zij is; als Eefje
niet naar huis komen kon, heeft zij zeker bij haar hulp gezocht--die
Mevrouw is bij ons vandaan, moet u weten."
En zij stond op van den stoel, waarin de heer des huizes haar had
neergezet, en met de wellevendheid der natuur verzocht zij hem, haar den
last ten goede te houden, dien zij hem had aangedaan: "maar u heeft
mis
|