FREE BOOKS

Author's List




PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  
jfeld was zij schoon geweest; misschien was zij het nog; maar de slordigheid harer kleederen, de zorgeloosheid en de verzuimenis, waarvan alles op haar en rondom haar getuigenis gaf, konden geen ander gevoel opwekken dan treurnis en afkeer. Zij arbeidde met veel haast, plonsde hare bloote armen in de kuip en schudde en wrong het lijnwaad zoo wild en zoo onbezonnen, dat het water in golven ten gronde stortte en als een slijmige plas zich rondom haar uitbreidde. De kamer was gansch vervuld met den walglijken zeepsopdamp; en de lamp die tegen de schouw was opgehangen, verspreidde slechts een flauw en als ziekelijk licht. Nevens haar op de kachel stond het avondeten in eenen steenen pot te koken. Van tijd tot tijd trok zij hare handen uit de kuip, greep een houten lepel, en stompte en roerde in den pot om de spijs niet te laten aanbranden. Vier kinderen, jongskens en meisjes, van verschillenden ouderdom, onzindelijk, beslijkt en met gescheurde kleederen, zaten of lagen op den vloer in eenen hoek. Zij vermaakten zich met spelen. Niet zelden trokken zij elkander bij het haar of vochten of schreeuwden, of spraken grove woorden, die men uit den mond van kinderen niet zou verwachten. De vrouw had er tot dan weinig acht op geslagen; evenwel kwam er een oogenblik dat het onverdraaglijk gedruis der kinderen en de noodkreten: "moeder, help! help!" haar het geduld deden verliezen. Zij sprong naar hen toe, gaf den eerste den beste eenen stamp, den tweede eenen vuistslag en den overigen eenige weergalmende oorvegen. Dan keerde zij naar de kachel terug, roerde de aardappelen nog eens om en voer vergramd uit tegen de kinderen, in zulke ruwe, onkiesche taal, dat de arme kleinen daaruit niets dan eene les van onbeschoftheid konden putten. "Daar hebt gij 't nu, leelijke deugnieten!" riep zij. "De patatten zijn aangebrand. Vader zal weer den duivel jagen en mij eenen hoop zure woorden naar den kop werpen. Hij en gij, gij meent, dat ik uwe slavin ben en maar alleenlijk leef om te werken en uitgescholden en geplaagd te worden, van den morgen tot den avond? Wel ja! Is hij niet tevreden, dan kan hij er maar bij gaan liggen, totdat het betert. Waar blijft uw lekkere vader? In de _Blauwe Geit_, bij Pier de Knul, zeker? Hij heeft zijn weekloon getrokken, en de dronkaard is reeds bezig met het geld door zijn keelgat te jagen. Wacht een beetje; ik zal hem eens naar binnen gaan sleuren. Blijft van den pot, terwijl ik weg ben, of ik bree
PREV.   NEXT  
|<   6   7   8   9   10   11   12   13   14   15   16   17   18   19   20   21   22   23   24   25   26   27   28   29   30  
31   32   33   34   35   36   37   38   39   40   41   42   43   44   45   46   47   48   49   50   51   52   53   54   55   >>   >|  



Top keywords:

kinderen

 

roerde

 

konden

 

rondom

 

woorden

 
kleederen
 

kachel

 

patatten

 

deugnieten

 

leelijke


aangebrand
 

weergalmende

 

eenige

 

oorvegen

 

keerde

 

overigen

 

vuistslag

 
eerste
 

tweede

 

aardappelen


onbeschoftheid

 

putten

 

daaruit

 

kleinen

 

vergramd

 

onkiesche

 
weekloon
 
getrokken
 

dronkaard

 
Blauwe

Blijft

 

sleuren

 

terwijl

 
binnen
 

keelgat

 

beetje

 

lekkere

 

alleenlijk

 
slavin
 

sprong


werken

 

uitgescholden

 

werpen

 

geplaagd

 

worden

 

totdat

 
liggen
 
betert
 

blijft

 

tevreden