aken, slokte dan smakkend door ... "Geef
mijnen boek! Pruttige!" Nog langzamer, als met looden schoenen, sloefte
Trees door de kamer, naar de deur, waarboven op een plankje smerige
drie-cent afleveringen van bloederige liefde-romans in 't opgehoopte
stof, gestapeld lagen, nam een lijvig deel er-af en reikte het haren man
over ... Den velligen haring in de gekromde dikke vingers, nu en dan met
de vuil-gele nagels een graatje van tusschen zijn tanden verwijderend,
zat hij gretig-peuzelend te lezen hoe de jonge graaf van Salverda de
jeugdige dienstmaagd door mooie beloften en suikerzoete liflafferijen
verleidde, in het eeuwenoude kasteel zijner voorvaderen, juist den avond
van den dag, waarop hij zich met de prachtige bruinoogige Dona Gracia
verloofd had ... Geerten verslikte zich haast in een verraderlijk naar
binnen gewerkte graat, beduimelde de bruine omgekrulde hoeken der gore
naar tabakriekende bladzijden met zijne vette handen, gejaagd om het
vervolg te weten ... Zijn innigste gedachten toch, dreven af naar Lowis.
De lange koudnattige dag, de slokjes jenever, de ophitsende schunnige
prikkellectuur, hadden zijn zinnen opgewekt en hij verlangde naar haar,
vurig-begeerlijk. De hoekige ellebogen op tafel, het loome hoofd in
beide handen waarover slierden de hangende vettig-bruine haren, zat
Pruttige Trees, sprakeloos, met slaperige wateroogen, Geerten
onafgebroken gade te slaan, tot, haar ingedommeld geheugen stil-aan
ontwakend, ze met dikke doddel-tong heur man aansprak: "Geert ... Vader
is slechter ... Sophie, uw zuster, is hier geweest, en dezen avond wordt
"hem" bediend ... 'k ben er geweest ..."--Geerten zag even op,
norsch-onverschillig. Zijn oogen stonden waterig-onnoozel in den door
inspanning-verhitten kop ... "en ge moet eens gaan van avond zulle
..."
--"Nog wat?" snauwde hij bruut.
--"Ja, er is een kaart gekomen van onzen Jef ... 't is een met een aardig
koppeken ... van den Argentien geloof ik ..."
--"Laat zien!..."
Trees haalde de kaart uit een schreewerig vergulden suikerpot op de
kast, reikte ze haren man toe ... "En wat schrijft hem".
Slijmerig-traag vielen de woorden uit haar kwijlenden mond ...
"Hij vraagt of z'n moeder hem nog geern mag" antwoordde Geerten,
gebarend een borrel in een teug naar binnen te wippen ...
Trees zweeg, bleef roerloos staren in de hel-gele vlam der lamp.
Nadat hij gegeten had, richtte hij zich op, smeet zijn klak af, liet
zijn hemd van de schouders glijde
|