de wijde plassen door den
regen achtergelaten ... Een bolle wind woei ... Met schrikkelijk razen
holde hij over de zinken afdaken, deed de flakkerende gasvlammen dansen
achter de driftig rammelende ruiten, huilde woest in het touwwerk der
vast-gemeerde schepen, waarvan de zwiepende masten, nauw zichtbaar in de
duisternis, boven de goederloodsen uitstaken ...
"Wat 'n hondenweer," peinsde Geerten ...
Hoog in de lucht, nu en dan mat-zilvrig beglansd door een ronde maan,
zeilden wild over 't waterig blauw de witte wolken, die de bries
uitrafelde en stuk-scheurde, de flardende brokken met omstuimige vaart
voort-jagend ... Een eenzame locomotief, uitpuffend blanke rookpluimen,
seffens door den gierenden wind tot pluis verstoven, manoeuvreerde, af
en toe luid-gillend ... Geerten hoorde hoe losgelaten wagens donderend
tegen elkander botsten, tot opnieuw weerklonk een eentonig toeten,
gevolgd door rauw fluiten, en de locomotief een nieuwe reek rammelende
wagens voortduwde ...
Geerten maakte de oorlappen van zijn klak los, bond ze onder de kin
vast, want zijn ruige wangen tintelden van kou ...
Loopend langs de huizen, om zich tegen den zoevenden wind te beschutten,
begon hij na te denken over hetgeen hij nu doen ging ... De frissche
nachtlucht verhelderde zijn brein, waarin nog hingen nevels van wisky en
gerstenbier. Hij moest gaan ... maar waarom was 't lot juist op hem
gevallen?... Waarom?... en wanneer alles nu eens uitkwam? Dan zou hij
niet gemakkelijk uit de handen van 't gerecht blijven ... en de anderen
ook niet ... Ja, ja, ze zouden wel zwijgen ... Kon 'n mensch wel iemand
betrouwen?... Verdomd toch, waarom was Franske nu juist bij Lowis
gebleven?... Weer hoorde hij zijn eigen woorden van daar straks, toen de
mannen allemaal reeds weg waren en Kaethe met een der "printers" ook al
heengegaan was!...
"Gaat-de mee door, Franske?" ...
Waarom was Franske toch gebleven?... Hij kon er geen kop aan krijgen ...
Nu was hij misschien al naar huis ... Hij trachtte zich die gepeinzen uit
het hoofd te zetten, probeerde te denken aan hetgeen hij nu uitvoeren
moest!...
Ik zal den moteur kapot kloppen, of een stuk er af vijzen ...
Maar onweerstaanbaar kwamen dezelfde gedachtekens, klein en bepaald,
weer in hem optikkelen ... Neen, Franske en Lowis, dat ging niet ... Nen
jongen van twintig en een wijf van in de veertig! Toch wist hij dat zijn
redeneering geen steek hield, dat hij ze enkel wilde aannemen om rustig
te kunne
|