groote vreugde, wanneer hij een moteurken bezitten zou.
Dat was zijn levensdoel en eenige bekommering geworden. En, nadenkend,
wikkend en wegend, begon hij uit te cijferen hoeveel vader wel kon
gespaard hebben. Moeder was nu vijf jaar dood en dan had de ouwe 't
kleine snoepwinkeltje en 't koffie opschenken voor een gering sommetje
overgedaan aan een buurvrouw, 't Was juist voldoende geweest om den
doctor te betalen, want Moeders langdurige ziekte had heel wat geld
gekost ... "Ja, ja", overlegde Geerten ... "en toch met het beetje dat
overbleef en met de tweehonderd vijftig frankskens, die Sophie ieder
jaar afdokte, kon zoo'n oud man leven, ... en zelfs wat wegleggen ... of
had hij soms alles opgedaan?... Alles!... 't was onmogelijk: immers
Vader was gierig, dronk weinig, rookte niet meer bijna ... Er moest toch
nog wat overblijven ... al was het maar een honderd frank of twee ..."
Werktuigelijk stond Geerten op ...
't Gewoel in de straten was aangegroeid. Duidelijk klonk het roezemoezen
der stemmen in de aangrenzende kroeg. Met den opstekenden wind, die
buiten de versche sneeuw deed opwirrelen en verstuiven, kwamen bij
vlagen, brokken van zeurige straatliedjes aanwaaien ... Behoedzaam nam
Geerten de lamp van de schouw, hield ze dan een stonde boven 't steeds
meer invallende gelaat van vader ...
... 't Gele doodsgezicht was effen en stil in den zachten lichtgloor, de
oogen waren geloken, de adem reutelde, doende opstreuvelen--heel even
maar--kleine haartjes van den baard ... Alleen de handen, groot en
beenderig, met lange knokkelige vingers en vuil-zwarte nagels, liepen
als spinnen over 't omgevouwen blanke laken, plooiend en herplooiend ...
"'t Zal afloopen" peinsde Geerten kalm, berustend: die dood, waaraan ze
zich allen zoo lang reeds verwachtten, kon hem niet meer schokken. Het
zou enkel zijn de verlossing uit het lijden van een arm-verlaten
grijsaard, en 't ophouden van slapelooze nachten voor den forschen
Geert ... "Ieder moet sterven en als men al meer dan tachtig jaar geleefd
heeft, is men in de wieg niet versmacht" ...
Op de teenen schoof Geerten naar de kleine in eik-geschilderde kast, die
in de donkerte van een hoek, achter 't bed, scheen weg te kruipen, zette
de lamp op het blad, trok een schuif open, en zocht ...
't Sloeg elf uren ... "Trees zal gaan komen," dacht hij. Zijn ruige,
bruine eelthanden scharrelden zenuwachtig rond in den kleinen lichtkring
die van onder de lampkap uitkegelde ... Gejaagd
|