van danszaal
tot danszaal, stil-aan afbrokkelend, wijl hier en daar, enkelen met
vrienden plakken bleven zoodat de joelende hoop staag verminderde ...
Rond middernacht waren ze nog met hun vieren: Geerten, soezerig-zeurend
in zijn bevuild en verfrommeld nachthemd--een bespottelijke dood onder
de half scheef-hangende pijpjesmuts--met 't pipsche Fientje, en Frans,
levendig opgewekt met rosse Lowis, wier lijf hij genot-vol beroerde
wanneer 't gedrang groot was ... Fientje, jaloersch, deed lief tegen
pappig-ongevoeligen Geerten, om heur vrijer te tergen ... Samen trokken
ze naar de Scala ... Geerten, wat suffend, moeilijk ademend langs den
reeds door bier-drinken en sigaren-rooken week-geworden mond van zijn
doodshoofd, liet zich meetroonen, betaalde voor Fientje.
In de groote druk-versierde danszaal, onder de van pijler tot pijler
kartelende arabische spitsbogen, hing een muf-zware grijze lucht
doortrokken van sigarensmook en bedwelmende wijngeuren, als een dichten
nevel omwasemend de duizenden lichtpeertjes, die in vurig-veelkleurige
festoenen langs de bogen slingerden.
Schetterend doordaverde schel-gemeene muziek de dronken-makende
atmosfeer, overschreeuwd door de rumoerende en tierende dansers ... De
hal dreunde van dubbelzinnig-liederlijke zangen stijgend uit heesche
strotten.
Een oogenblik stond Geerten verbijsterd, dan greep Fientje hem beet,
dwong hem mee te springen, want Franske en Lowis waren reeds in den
bak ... Hij bemerkte hoe zijn medevrijer een arm om de lenden der
plezante bazin legde, hij hoorde hoe zij, het zwaar-omlokte hoofd
achterover werpend, klokkend schaterde uit volle keel, wijl Franske heur
kittelde. Om hen wirrelden wriemelende koppels in wilde bacchanale,
elkander omstrengelend en zoenend met vollen mond ... Steeds dreunde de
muziek en lawaaiden de schorre stemmen ... Om de dansruimte stonden
heeren, die de vermomde vrouwkens vastpakten en lijk ballen naar elkaar
overwipten ... De saturnale vierde hooggetij tusschen de dooreenkrielende
verbeeste menigte.
Opeens, slaakte Fientje een kreet, trok heur geleider voort buiten het
gedrang, onder de galerijen waar prieeltjes in vuil-groen loover gebouwd
waren ten gerieve der champagnewijn zuipende wellustelingen.
--"Geert ... Geert ... ze zijn niet meer te zien ... Franske en de rosse."
Geerten verschrikte, kwam plots tot bezinning nu hij zich buiten den
steeds voortjachtenden dans bevond ... Zijn bloed kookte, klopte in zijn
slapen ...
|