oral toen
ze vernamen dat de "Vijg" op aanraden van Bart van de Yacht-Club in alle
Vlaamsche en Fransche kranten eene advertentie had doen plaatsen,
waardoor hij beleefdelijk verzocht om de gunst van 't publiek, en zich
ter beschikking van ieder stelde voor 't maken van vaartochtjes aan
billijke prijzen, op den stroom. Ze vermoedden wel, dat Geerten den Bart
lekker had mogen betalen voor die hulp, maar 't gaf hun tevens de
zekerheid dat de mededinging nog scherper worden zou.
Rik-Schampavie-zelf, duchtte Geertens concurrentie, het meest wijl hij
nog steeds iedere week geld aan den baas uit 't Feschken afkorten moest.
Er ontstond van lieverlede eene toenadering tusschen de ploeg van Rik en
de gewone roeiers. Geen dag ging voorbij of er werd over Basse gesproken
in dreigende woorden, en iederen morgen verwachtten zij er zich aan het
spik-splinternieuw moteurken te zien wegtuffen, sierlijk snijdend door
't groene Scheldewater.
Vooral schoon Franske smaalde op zijn vroegeren makker, dien hij nu
haatte en vreesde tegelijkertijd, wijl hij hem verdacht Fientje te
hebben opgestookt tot het opstootje, waar de vuurrosse schoonheid der
plezante bazin, zoo deerlijk gehavend was uitgekomen. Hij was ook
naijverig, in stilte bang dat Geerten zijn oude plaats in 't hart der
veranderlijke Lowis, terug innemen zou nu hij met zijn motorken meer
geld verdienen kon ... Vloekend en tierend, zette hij bulderend, de
anderen aan het bootje bij de eerste gelegenheid de beste te
vernielen ...
* * * * *
Door de koepeling der doorschijnend-blauwe mei-morgenlucht, waarin
zweefden de roomige wollige wolken-vlokjes, goudomboord en flossig,
vloeide 't heerlijk jeugdige zonnelicht, de heele ruimte doortintelend
met glanzende klaarte, gloeiend op de vergulde tinnen der hooge huizen
en kristallijnig flonkerend in de opsprinkelende waterdroppels boven de
schuimstrepen, die zachtziedend uitlijnden achter de staag-forschig
malende schroef van een wegstevenend stoomschip ...
Rank-wit, sierlijk vlug schoot Geertens moteurken door de opkammende
bobbelbaren beschubd met kwijnend-gouden lichttintelingen, door elkander
wemelende schakeeringen van veranderlijke kleuren: licht zee-groen
vervloeiend tot diep-hemelazuur teer-blank gestreept ... Zijn bootje
huppelde blij en gezwind op de hobbelende golven, die achter den loggen
stoomer uitwaaierden, tegen den oever klotselend verstierven ...
Heerlijk, overmoedig-jong, klonk het
|