ene hoog-bont gekleurde reklaam van
Scotch Whisky.
De weinig talrijke leden, allemaal roeiers, kwamen tegen den drieen
samen hij de Plezante bazin om 't gespaarde geld te trekken. Ze hadden
een grooten platten natiewagen gehuurd met twee stoere, zwart-glimmende
gek-getooide paarden bespannen ... Op den wagen stond een versch
ontstoken gerstenton en een komfoorken met lange buis, waarop Kaethe, bij
't doorrijden der stad, koeken zou bakken ...
Wanneer de Plezante Bazin-zelf, klaar was, kwam heel de groep al zingend
uit de herberg, nam op den wagen plaats ... Heel de buurt stond met
gapenden mond te kijken op het rare gedoe der maskeraden,
elkander-aanwijzend onder luid-proesten de mannen of vrouwen, die ze
herkenden ondanks hun gemaakte stemmen ... Lowis, breed en groot, had een
rose zijden, druk met roode linten versierd bebe-kleed aangetrokken,
zoodat onder 't kanten bezetsel heur mooi-gevormde in vleesch-kleurige
kousen gespannen kuiten, zichtbaar bleven ... Heur vlam-ros haar slierde
los over rug en schouders, en onder de breede kap met vrij wuivende,
zacht-roode binders, donkerde ernstig het zwarte masker met de gloeiende
oogen. Naast haar stond Geerten, in lang wit nachthemd; voor 't
aangezicht een doodskop, schel-geel bij 't smetlooze wit eener
fel-gepinde vrouwenslaapmuts ... Franske was er in clown, veelkleurig en
nauw-sluitend om zijn ranke lichaam en bij hem bevond zich Fientje in
fluweelen jongenscostuum, strak-passend om heur lenden en wel-gevulden
sierlijk-rondenden boezen. Heel de ploeg, ruige roeiers in ouw-wijven
met reuzige hangborsten, en dik geheupte vrouwen in mans-kostuums was
reeds op den wagen. Ze wachtten enkel nog op Kaethe ... Venijnige Charel
in bloed-rooden torero uit Carmen, wipte terug binnen, bracht Kaethe, in
goudbestikt Tyroler-meisje, mee buiten. Ze droeg een grooten pot met
hoog opgewerkten pannekoeksdeeg. Dan, met een forschen ruk der zich
schrap-zettende, paarden, bolde zwaar de wagen over de bobbelige
kasseide ...
Domien had zijn harmonica meegebracht, begon te spelen, ernstig, bijna
plechtig ... Heel de straat dreunde van 't uitgelaten jubelzingen ...
/*
... Wij zijn hier, wij zijn hier!...
Wij zijn de mannen van het schipperskwartier!...
*/
Hoog-gillende vrouwenstemmen en zwaarder mannengeluiden galmden door
elkaar, overschreeuwden de moeilijk volgende, zeur-zingende en hijgende
harmonica. Het ouwe Suske van Loock sloeg met den koterhaak op het
potdeksel ... Bij elken
|